m
JÓ'Jks+t> T
- 6
Openbare verlichting;
x. verbetering openbare verlichting;
1Hempenserweg
2Wirdum
5. I-Iemp ens
g. stelposten;
1openbare verlichting nieuwe wijken
2. incidentele verbeteringen
Verkeersbeveiligings
h. stelpost voor nieuwe verkeerslichtinstallaties
De lcapitaallasten worden voor 1975 als volgt berekend;
afschrijving openbare verlichting 5c/° van 156.000,--
afschrijving verkeersbeveiliging 8Jo van 160.000,
rente
jaar a "Jfj van 1.931-000,
8.000,
7.000,—
6.000,—
90.000,—
25.000,—
160.000,—
1.931.000,-
6.800,
12.800,
67-585,
87185,
De lcapitaallasten van de boilers 1.750,worden gedekt uit de
huuropbrengst van deze apparaten.
De kapitaallasten van de openbare verlichting 11.560,en de verkeers
beveiliging 18.400,--) lcomon voor rekening van de gemeente. Voor het elec-
triciteitsbedrijf resteert derhalve een bedrag van 55-475, 5 kei batig saldo
en de toevoeging aan het egalisatiefonds winstuitkeringen nemen met dit bedrag
af.
Het ten gunste van de gemeente komende saldo ondergaat geen wijziging.
Samenvatting.
De lcapitaallasten worden, voorzover het onrendabele investeringen betreft,
doorberekend aan de algemene dienst van do Gemeente. Hiertegenover wordt de
stelpost voor kapitaallasten van nieuwe werken op de gemeentebegroting (volgno.
654) met een gelijk bedrag verlaagd. Do verlaging betreft;
Dienst Reiniging en Brandweer
Dienst voor Sport en Recreatie
Sociale Dienst
Energiebedrijven openbare verlichting
verkeersbeveiliging
47-345,-
12.255,-
3.550,-
11.56O,—
18. 400,—
93.O9O,-
ïïa deze verlaging is op volgno. 654 nog 520.975,beschikbaar.
Wij stellen IJ voor de gemeentebegroting en de begrotingen van de betreffende
takken van dienst voor 1973 "te wijzigen overeenkomstig de ter inzage gelegde
ontwerp-besluiten.
De commissie van advies en bijstand voor het Woningbedrijf, de Dienst voor
Reiniging en Brandweer, de Dienst voor Sport- en Recreatie en de Energiebedrij
ven kunnen zich met ons voorstel verenigen.
Burgemeester en Wethouders van Leem/arden,
Brandsma, Burgemeester.
de Jong
Secretaris
Organisatie-onderzoek "Ruimtelijke Ordening'
Bijlage nr. 412.
Leeuwarden, 12 december 1972.
Aan de Gemeenteraad.
In de vergadering van 20 november j.l. hebben wij in Uw Raad aan de orde
gesteld de adviezen, welke het Raadgevend Bureau Twijnstra en Gudde in haar
"Eindrapport 1e fase" heeft uitgebracht met betrekking tot het door haar inge
stelde onderzoek naar de organisatie en coördinatie van werkzaamheden op het
terrein van de Ruimtelijke Ordening.
De door de Raad terzake gemaakte opmerkingen zijn voor ons aanleiding ge
weest te bozien in hoeverre onze bij raadsbrief dd. 9 november 1972 aan ge
dane voorstellen aangevuld en eventueel herzien zouden dienen te worden. In
het nader beraad hebben wij de door het personeel van de bij de reorganisatie
betrokken diensten naar vorengebrachte opmerkingen mede in aanmerking genomen.
Bij de behandeling van deze materie is door verschillende leden van de
Raad kritiek geuit op de voorgestelde directiestructuur van de nieuw te vormen
Dienst Openbare Werken/Grondbedrijf, Er zijn principiële bezwaren tegen die
structuur geopperd, terwijl ook de taakomschrijving, welke voor de Ruimtelijke
Ordening Manager in de nieuwe directie is gegeven niet voldoende duidelijk en
zelfs tegenstrijdig werd geacht.
Enerzijds zou deze directeur voor wat betreft zijn eigen onderdeel, in het bij
zonder wat betreft de projectorganisatie, ten opzichte van de overige directeu
ren een nevengeschikte functie dienen in te nemen; anderzijds evenwel zou deze
directeur de eindverantwoordelijkheid dienen te dragen voor een goede interne
functionering van de Dienst, hetgeen toch een zekere hiërarchische verhouding
ten opzichte van de overige directieleden met zich meebrengt.
Ter verduidelijking van het standpunt, dat de meerderheid van net college
had ingenomen, merken wij het volgende op.
Wij zijn van oordeel, dat het voor een effectieve leiding van een omvang
rijk apparaat, als de nieuw te vormen Dienst Openbare Werken/Grondbedrijf zal
zijn, niet gewenst is, dat de totale verantwoordelijkheid voor de functionering
van een dergelijke dienst op de schouders van één persoon wordt gelegd. Met
name wat betreft duidelijk technische aangelegenheden zijn wij van mening, dat
degenen, die aan het hoofd staan van de samenstellende onderdelen van de dienst,
een eigen verantwoordelijkheid t.o.v. B. en W. moet kunnen worden opgelegd.
Daarnaast zijn echter in de nieuw te vormen dienst een aantal taken te vervul
len, welke van zodanige aard zijn, dat zij alle onderdelen van de dienst geza
menlijk betreffen. In de raadsbrief van 9 november j.l. zijn als voorbeelden
daarvan genoemd; planning, coördinatie, personeelszaken, administratie en huis
vesting.
Het opleggen van een verantwoordelijkheid voor deze aangelegenheden aan
een van de directieleden brengt uiteraard mede, dat tussen het directielid, dat
daarmede wordt belast, en de overige directieleden een zekere hiërarchische
verhouding zal moeten bestaan. Vandaar dat in ons voorstel aan de Raad van 9
november j.l. is gesteld, dat een der directieleden uiteindelijk de verantwoor
delijkheid dient te dragen voor de goede interne funtionering van de Dienst.
Aangezien de Ruimtelijke Ordening Manager op zich reeds een meer coördinerende
taak zou krijgen dan de andere directieleden, hebben vrij voorgesteld die funtio-
naris ook te belasten met de eindverantwoordelijkheid voor de meer algemene
zaken.