Id y - - Rota inzake de huurharmonisatie per 1 april 1973» ITr. 1795. Leeuwarden, 8 februari 1973» Aan de gemeenteraad. Ter uitvoering van de in de vergadering van de Raad van 20 november 1972 aangenomen motie over de huurharmonisatie, is deze aangelegenheid in een tweetal vergaderingen met de huurdersverenigingen en huurders- comitees van de bij het gemeentelijk Woningbedrijf in beheer zijnde woningen aan de orde gesteld. Voor beide vergaderingen waren ook de leden van de Commissie voor het Woningbedrijf uitgenodigd. De algemene indruk van deze vergaderingen is dat men niet zo zeer gekant is tegen huurharmonisatie, doch wel bepaalde bezwaren heeft tegen de waardering van sommige woningen, terwijl het verder als een omissie wordt gevoeld dat de huurders in dezen niet eerder zijn gehoord en geen gelegenheid is geboden tot overleg. Daarna is in de vergadering van 16 januari 1973 van de Commissie voor het Woningbedrijf uitvoerig aandacht besteed aan deze materie, waarbij de Commissie tenslotte in meerderheid tot de beslissing kwam dat het terzake door de daarvoor ingestelde werkgroep aan het Collego van Burgemeester en Wethouders uitgebrachte advies niet moest worden gevolgd Te Uwer informatie zij vermeld, dat de hier genoemde werkgroep in haar berekening van de gemiddelde huur van het "vergelijkingspakket", overeenkomstig de zienswijze van de Minister, alle woningen, die in de laatste vijf jaar gereed gekomen zijn, heeft betrokken. Dit "vergelijkings pakket" bestaat uit 876 eengezinswoningen en 1601 meergezinswoningen. Bij een gemiddelde puntenwaardering voor deze woningen van 188 en een gemiddelde huur per 1 april 1973 van 207,20 per maand resulteert daaruit een waarde per punt van 1,10. De Commissie voor het Woningbedrijf is de mening toegedaan dat het effect van de huurharmonisatie dient te worden afgezwakt door het in voeren van een correctiefactor, waarbij aan de huren van de eengezins woningen een zwaarder gewicht wordt toegekend, zodat de invloed van de verhoudingsgewijs hoge huren van de flats op het harmonisatiepeil wordt verkleind. De door de Commissie aangebrachte correctie resulteert in een waarde per punt van 1,03. Zowel het aan ons uitgebrachte advies van de werkgroep, hetwelk door de Federatie van Leeuwarder woningcorporaties al eerder is aanvaard, als het advies van de Commissie voor het Woningbedrijf ligt voor ter inzage. Op de daarbij behorende berekening van de huurverhoging voor de complexen van het Woningbedrijf kan duidelijk het verschil worden afge lezen tussen het uiteindelijke voorstel van de Commissie en een voor stel dat geënt is op het rapport van de werkgroep. Daaraan dient te worden toegevoegd dat de Commissie in die gevallen, waarbij harmonisatie tot huurverlaging aanleiding zou moeten geven, dienovereenkomstig heeft geadviseerd, omdat zij dat consequent acht. Huurharmonisatie behoeft niet altijd in opwaa.rtse zin plaats te vinden. De werkgroep is daar uit praktische overwegingen op tegen. Zij acht een "bevriezing" van de huur in deze gevallen een beter middel om, zij het geleidelijker, tot harmonisatie te komen. Bij huurverlaging zal bij de steeds toenemende verzwaring van onderhcudslasten e.d. alleen dan een sluitende exploitatie mogelijk zijn wanneer de Rijks- en Gemeentelijke bijdragen belangrijk worden verhoogd. Het is duidelijk dat er met name in die gevallen, waarbij het harmonisatiepeil niet al te zeer afwijkt van de huidige huur - en dat geldt vooral voor de na-oorlogse complexen - tussen de uitkomsten van beide adviezen een belangrijk verschil is af te leiden. Voor de meeste vooroorlogse complexen is dit verschil veel geringer, omdat in beide adviezen hiervoor nog een andere begrenzing voor de huurverhoging is ingevoerd, n.l. 12^ van de huidige huur.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 40