f 11,85
-2-
schepen, die worden gebezigd voor personenvervoer tegen be
van een bepaald tariefs
a. bij een verblijf van ten hoogste 14 achtereenvolgende
n -- - - -*
b.
d.
dagen, per m3
met een minimum van
bij abonnement, voor een 1
met een minimum van
bij abonnement, voor
met een minimum van
bij abonnement, voor
met een minimum van
calenderkwartaalper m3
een kalenderhalfjaar, per m3
een kalenderjaar, per m3
taling
0,08
0,80
0,85
8,50
1,25
12, SO
2,10
21,—
3. het innemen van een ligplaats met zeiljachten of motor
jachten, wanneer het verblijf binnen de gemeente een ter
mijn van 14 - al dan niet achtereenvolgende - dagen
binnen hetzelfde kalenderjaar te boven gaat,
per stuk per kwartaal 30,
per stuk per jaar 105,
4- het innemen van een ligplaats met kano's en roeiboten,
wanneer het verblijf binnen de gemeente een termijn van
14 - al dan niet achtereenvolgende - dagen binnen
hetzelfde kalenderjaar te boven gaat, per stuk en per
jaar
13,50
het innemen van een ligplaats met woonschepen en schepen
uitsluitend gebruikt voor bewoning, wanneer het verblijf
binnen de gemeente een termijn van 14 - al dan niet
achtereenvolgende - dagen binnen hetzelfde kalenderjaar
te boven gaat:
a. voorzover de lengte van het schip niet meer bedraagt
dan 15 meter, per kalendermaand
b. bij een grotere lengte dan 15 meter 11,85 ver
hoogd met 1,-- voor iedere meter boven 15 meter
Artikel IV.
Artikel 14 wordt gewijzigd en gelezen als volgt:
"Het opslaggeld bedraagt per m2 of gedeelte daarvan:
per dag of korter 0,10
per week 0,50
per maand 150
per jaar 12,
Artikel V.
Deze Verordening treedt in werking op 1 januari 1974
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris
Vaststellen van het kostenbedrag overeenkomstig artikel 55 ter, tweede lid
van de Lager-onderwijswet 1920 over de periode 1968 tot en met 1972.
Bijlage nr. 292. Leeuwarden, 18 oktober 1973,
Aan de gemeenteraad.
Aangezien IJ overeenkomstig het tweede lid van artikel 55 ter van de
Lager-onderwijswet 1920 de beschikbaar gestelde bedragen en de werkelijke
uitgaven voor het laatst over het tijdvak 19^3 tot en met 1967 hebt
vastgesteld, moet dit thans geschieden over de periode van 1968 tot en met
1972.
Het bedrag van de overschrijding bij het openbaar gewoon lager onderwijs
bedraagt per leerling 65,83» Overeenkomstig artikel 101, vierde lid van
de Lager-onderwijswet 1920 zal de exploitatievergoeding per leerling van het
bijzonder onderwijs met eenzelfde bedrag moeten worden verhoogd. Op deze
extra vergoeding worden voorschotten verleend zoals in bijgaand ontwerp
besluit zijn vermeld.
Na sluiting van de betreffende gemeenterekeningen door Gedeputeerde
Staten stelt de gemeenteraad bovengenoemde bedragen definitief vast in
overeenstemming met de in die rekeningen opgenomen uitgaven, indien de
voorlopige vaststelling gewijzigd dient te worden. Is dit laatste niet
het geval, dan wordt door het besluit van Gedeputeerde Staten de voorlopige
vaststelling definitief.
Op grond van het vorenstaande geven wij U in overweging te besluiten
overeenkomstig bijgevoegd ontwerp.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J.S. Brandsma Burgemeester.
de Jong
Secretaris.