Vaststellen subsidieregeling jeugd- en jongerenwerk.
Bijlage no. 352. Leeuwarden, 29 november 1973°
Aan de gemeenteraad.
Zoals wij in ons voorstel van 29 november 1973 (bijlage no. 353)
inzake de beleidsnota van de Raad voor Jeugdaangelegenheden reeds schreven,
zouden wij op de door genoemde Raad ingediende ontwerp-regeling tot het
subsidiëren van het jeugd- en jongerenwerk in een afzonderlijk voorstel
terugkomen. Thans bieden wij U hierbij een nieuwe subsidieregeling terzake
aan.
Wij stellen IJ voor de gedachtengang, welke in het algemeen is neerge
legd, in de door de Raad voor Jeugdaangelegenheden ontworpen regeling,
te aanvaarden. In deze regeling komt ons inziens namelijk duidelijk de ook
in de beleidsnota neergelegde visie van de Jeugdraad tot uiting, dat het
vrijwilligerswerk, mede gelet op hetgeen op het gebied van het beroepsmatig
jeugdwerk in onze gemeente is bereikt, de komende jaren extra aandacht
dient te krijgen. Bat niet alle voorstellen van de Raad voor Jeugdaangelegen
heden door ons in de hierbij aangeboden ontwerp-regeling zijn opgenomen
vindt zijn oorzaak enerzijds in de financiële positie, waarin onze gemeente
zich bevindt en anderzijds in het feit, dat voor met name het onderdeel
investering-subsidies in onze gemeente een regeling van kracht is, die
geldt voor het stichten van accommodaties in diverse onderdelen van de
welzijnssector.
Bat voorts de regeling qua opzet en redactie is gewijzigd vindt zijn
oorzaak grotendeels in het door ons college volgen van een andere systematiek
bij het ontwerpen van verordeningen en raakt slechts de formele kant
van de zaak.
Op een aantal belangrijke wijzigingen, die door ons in de ontwerp-regeling
van de Jeugdraad zijn aangebracht gaan wij thans in. In artikel 14 van de
ontwerp-regeling van de Jeugdraad wordt voorgesteld voor het zgn. beroeps
matige jeugdwerk de navolgende subsidiepercentage vast te stellen.
50 procent van de door het rijk subsidiabel geachte personeelskosten
50 procent van de door het rijk subsidiabel geachte huisvestingskosten
40 procent van de overige door het rijk subs, geachte kosten.
Wij menen dat de door U op 20 november 1972 vastgestelde percentages
van respectievelijk 47$» 60$ en 40$ voorshands gehandhaafd dienen te worden.
Zodra wij van de Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
bericht hebben ontvangen, dat de percentages welke door het Rijk worden
gehanteerd zullen worden gewijzigd, zullen wij ons met een voorstel terzake
tot Uw Raad wenden.
Voorts wordt in artikel 14 van de ontwerpverordening van de Jeugdraad
onder d. de mogelijkheid geschapen subsidie te verlenen in de kosten voor
het stichten van een accommodatie. Zoals wij hiervoor reeds stelden, achten
wij opneming van een dergelijke bepaling in deze subsidieregeling minder
gewenst. Boor ons college wordt thans, zoals bekend, bij de behandeling van
aanvragen yoor investeringssubsidie de volgende interne richtlijn aangehouden.
Gegadigden kunnen in principe in aanmerking komen voor gratis gebruik,
voorzover het gemeentegrond betreft, van de grond; een bijdrage h fonds perdu
van 25$ van de goedgekeurde stichtings- en inrichtingskosten tot een maximum
van 60.000,en een garantie van 50$ van een eventueel te sluiten
geldlening voor de stichtingskosten van maximaal 60.000,
In verband met het vorenstaande is het derde lid van artikel 14» dat geheel
over deze investeringssubsidie gaat, niet in de U thans aangeboden ontwerp
regeling opgenomen.