In het tweede lid van .artikel 1-4 van de ontwerp-regeling geeft de Raad voor Jeugdaangelegenheden een aantal percentages voor de subsidiëring van het zgn. vrijwilligerswerk, die naar zijn oordeel vastgesteld zouden moeten worden. Zoals uit de thans aangeboden regeling blijkt, hebben wij het voorstel van de Raja op de punten kadervorming en exploitatiekosten grotendeels gevolgd. Een beperking van het begrip exploitatiekosten in aktiviteitenlcosten vindt zijn oorzaak in de slechte financiële positie van onze gemeente. Wij merken hierbij op, dat voor 1974 op de gemeente begroting voor het vrijwillig jeugdwerk incl. speeltuinen in totaal 23.950,is geraamd. Een nauwkeurige raming van het bedrag, dat nodig zou zijn voor het uitvoeren van de twee bovengenoemde subsidiefactoren leert, dat daarmee ongeveer eenzelfde bedrag gemoeid zal zijn. De gehele wijziging van de thans bestaande regelingen, die te Uwer informatie ter inzage liggen, kan derhalve binnen de bestaande begrotingspost geschieden. Met betrekking tot de in het ontwerp van de Raja opgenomen subsidie percentage voor huisvestingskosten merken wij het volgende op. Zoals uit het hierbij aangeboden ontwerp hebt kunnen constateren hebben wij, in plaats van de door de Raad voor Jeugdaangelegenheden voorgestelde 80/i subsidie in deze kosten, voorgesteld een nader te bepalen percentage. Uit houdt in, dat voorshands geen subsidie in deze kosten verstrekt zal worden. Ue reden, dat wij hebben besloten U dit voor te stellen is van tweeërlei aard. In de eerste plaats de financiële onmogelijkheid van onze gemeente om op dit moment meer gelden voor het vrijwillige jeugdwerk uit te trekken. Wij verwijzen naar hetgeen wij terzake hierboven ver meldden. In de tweede plaats hebben wij aarzeling een subsidie in deze kosten zonder meer in het uitzicht te stellen, omdat de relatie tussen het toe te kennen subsidie en de ma,te waarin en de wijze waarop het jeugdwerk wordt geheven nauwelijks aanwezig is. Daarenboven is ons uit een ingesteld onderzoek gebleken, dat vele instellingen tegen vaak zeer lage kosten de beschikking hebben over een redelijke accommodatie. Invoering zonder meer van de voorgestelde regeling zal naar het ons voorkomt aan deze bestaande situatie een einde maken. Met andere woorden veel eigenaren en exploitanten van gebouwen zullen, wetend dat hun huurders in de te betalen huurkosten subsidie ontvangen de huurprijs verhogen. Daardoor zal het eventuele beschikbare bedrag voor dit subsidie slechts zeer ten dele aan het jeugdwerk ten goede komen. Gelet op het vorenstaande hebben wij gemeend voorshands te moeten volstaan met opneming van de kostensoort in de subsidieregeling. Wij hebben hiermede willen aangeven, dat wij in beginsel niet afwijzend staan tegenover een dergelijke sub sidiëring. Wij zullen ons evenwel nader beraden, mede gelet op de door ons a,angevoerde argumenten, in hoeverre door het stellen van voorwaarden een regeling kan worden ontworpen,; waarbij - als de financiële situatie dat mogelijk maakt - bij toepassing van deze subsidiegrondslag in de eerste plaats de jeugdinstellingen gebaat zijn. Te Uwer oriëntering ver melden wij nog, dat invoering van deze regeling op basis van BO'/o een bedrag van minimaal f 50.000,zal vergen, welke bedrag geheel ten laste van de gemeente blijft. In artikel 17 van het ontwerp stelt de Raad voor Jeugdaangelegenheden voor een jeugdfonds in te stellen waarin jaarlijks 25.000,dient te worden gestort. Wij hebben dit artikel in het voorliggende ontwerp niet overgenomen. De reden hiervan moet wederom gezocht worden in de begrotings positie van onze gemeente. Afgezien daarvan menen wij, dat voor de door de Jeugdraad voorgestelde subsidiëring van incidentele aktiviteiten uit dit fonds zonodig een beroep zal kunnen worden gedaan op het reeds bestaande fonds voor bijzondere aktiviteiten. Voor wat betreft de financiering van experimenten, die naar de gedachte van de Jeugdraad eveneens uit het fonds moeten worden bekostigd merken wij op, dat wij in voorkomende gevallen zullen bekijken in hoeverre de thans vast te stellen regeling hiervoor mogelijkheden biedt. Met het vorenstaande menen vrij een voldoende toelichting te hebben gegeven op de ter vaststelling, aangeboden subsidieregeling. Onder mededeling dat de op deze zaak betrekking hebbende stukken op de gebruikelijke wijze ter inzage liggen stellen wij voor tot vaststelling van de regeling ter subsidiëring van het jeugd- en jongerenwerk overeen komstig het hierbij gaande ontwerp te besluiten. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J.S. Brandsma Burgemeester. de Jong Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1973 | | pagina 394