Ad II Uit de ingediende bouwtekening blijkt duidelijk dat de aanbouw
tevens zal worden aangebouwd aan het schuurtje. Het hier aangevoerde is
derhalve onjuist.
Ad III Het is de commissie gebleken, dat voor het gebied "'t Heechterp"
een z.g. voorbereidingsbesluit geldt. In verband hiermede bestaat de
mogelijkheid in afwijking van een geldend stedebouwkundig voorschrift
en vooruitlopende op een toekomstig""béstemmingsplan, bouwergunning
te verlenen. Voorwaarde daarbij is dat het bouwplan met het ontwerp
plan in overeenstemming moet zijn en dat Gedeputeerde Staten vooraf hebben
verklaard geen bezwaar te hebben. Het ontwerp-bestemmingsplan "'t Heechterp"
is nog niet in een dusdanig stadium dat dit ter visie kan worden gelegd.
Met name is nog niet bekend of, en zo ja, in welke vorm aanbouwen achter
woningen van het type als de woning Dennenstraat 54 stedebouwkundig aanvaardb
zijn. Haar de mening van de commissie bestaat de mogelijkheid dat derden
zich in hun belangen voelen getroffen indien uitbouwen achter deze woningen
worden gemaakt. Zij zou het daarom ook onjuist s,chten wanneer thans op eon
individuele aanvrage zou worden beslist. De bouwmogelijkheden dienen in
ruimer verband te worden onderzocht, waartoe de procedure voor de totstand
koming van een bestemmingsplan zich bij uitstek leent. Bij die procedure is
de rechtszekerheid van derden ook het best gewaarborgd.
Tenslotte wijst de commissie er op dat de bouwaanvrage moest
worden afgewezen wegens strijd met het geldende bestemmingsplan en de
Bouwverordening.
Ad IV De commissie heeft geconstateerd, dat voor het maken van uitbouwen
achter de woningen Dennenstraat 68, 70, 72, 74? 91 en 93 in het verleden
- met toepassing van de procedure ex artikel 20 der Wederopbouwwet (thans
vervallen) c.q. 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening en 50, lid 8 van de
Woningwet - vergunning is verleend. Het betreft hier uitbouwen die,
hetgeen niet van het onderhavige bouwplan kan worden gezegd, voldoen aan
de voorschriften voor uitbouwen van recent vastgestelde bestemmingsplannen.
Het toepassen van deze voorschriften voor de betrokken situaties bleek
stedebouwkundig aanvaardbaar. Deze uitbouwen zijn c.q. zullen overigens
twee aan t\ree worden gebouwd. Bezwaren van naastliggers werden niet
ingebracht. Het verlenen van deze vergunningen kan dan ook niet als een
precedent voor de thans ingediende bouwaanvrage worden beschouwd.
Ter zitting heeft appellant verklaart genoegen te willen nemen met
een uitbouw van 2.40 m, zodat wel aan bedoelde normen zou worden voldaan.
Onder verwijzing naar het gestelde ad III meent de commissie dat
ook aan een maken van een dergelijk uitbouw geen medewerking behoort
te worden verleend.
De commissie is tot de conclusie gekomen, dat het in beroep aangevoerde
ongegrond moet worden verklaard en dat het weigeringsbesluit op de juiste
gronden is genomen.
Tenslotte brengt de commissie naar voren het onjuist te achten dat
- nu voor het gebied "'t Heechterp" reeds verschillende malen een voor
bereidingsbesluit is genomen - thans nog geen ontwerp-bestemmingsplan
gereed is. Voorts is zij van mening, dat, zo dit enigszins mogelijk is,
voor het type woning waarvoor thans een achteruitbouw is geweigerd, een
bepaalde uitbreidingsmogelijkheid dient te worden gecreëerd.
Samenvattend adviseert de commissie de Gemeenteraad:
I. het beroepschrift ongegrond te verklaren;
II. burgemeester en wethouders uit te nodigen zo mogelijk op korte termijn
in het kader van een bestemmingsplan te onderzoeken of een bepaalde
uitbreidingsmogelijkheid voor de woningen van hetzelfde type als de
woning Dennenstraat 54 stedebouwkundig aanvaardbaar is.
De commissie van advies inzake beroep
schriften ingevolge de Bouwerordening,
R. Boomgaardt vice-voorzitter.
Reumer
secretaris
Advies van de commissie van advies inzake beroepschriften ingevolge
de Bouwverordening, betreffende een door het bestuur van de vereniging
"het Diakonessenhuis", alhier, ingediend beroepschrift tegen weigering
van een bouwvergunning.
Bijlage no. 46. Leeuwarden, 1 februari 1974»
Aan
de Gemeenteraad.
Het bestuur van de vereniging "het Diakonessenhuis", lïoordersingel
88, te Leeuwarden, - verder te noemen: het Diakonessenhuis - heeft bij
brief van 19 september 1973 beroep bij de Gemeenteraad ingesteld tegen
het besluit van 14 augustus 1975» no. B122/73? van Burgemeester en V/et-
houders, waarbij de door haar gevraagde vergunning voor de bouw van een
behandelhuis ten noorden van de Paul Krugerstraatalhier, is geweigerd.
Overeenkomstig artikel 39.0, lid. 2, van de Bouwverordening, heeft
het college van Burgemeester en Wethouders dit beroepschrift - vergezeld
van haar advies- bij brief van 11 december 1973 in handen gesteld van
onze commissie.
Zowel het Diakonessenhuis als het college is omtrent het ingestelde
beroep door de commissie gehoord.
De commissie heeft geconstateerd, dat het beroepschrift tijdig is
ingediend; het Diakonessenhuis dient derhalve in haar beroep te worden
ontvangen.
Het bouwplan waarvoor vergunning is aangevraagd voorziet in de
bouw van een behandelhuis in twee bouwlagen met een opbouw op een door
sloop vrij te maken terrein, gelegen tussen de Paul Krugerstraat en de
Herman Costerstraat
Het besluit tot weigering hebben Burgemeester en Wethouders gegrond
op de volgende motivering:
a. het naar de weg (Herman Costerstraat) gekeerde gevelvlak van het op
te richten gebouw is niet geplaatst in de voorgevelrooilijn, zoals is
voorgeschreven in artikel 44» 1e lid van de Bouwverordening;
b. het bouwplan voorziet, gelet op de bestemming van het op te richten
gebouw, niet in voldoende mate in de parkeerbehoeftezodat niet
wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 258, 1e lid..van de Bouwver
ordening;
Het uitvoerige beroepschrift van het Diakonessenhuis, waarnaar wij U
kortheidshalve mogen verwijzen, spitst zich toe op de volgende pun
ten:
A. in verband met de bezwaren voor de omgeving is het gevelvlak aan de
Herman Costerstraat niet in de voorgevelrooilijn geplaatst (zie ook
punt 8 van het beroepschrift)5
B. het stellen van voorwaarden inzake parkeermogelijkheden is in strijd
met de Wet (zie voor motivering punt 10 van het beroepschrift);
C. de in het geding zijnde volksgezondheidsbelangen haddèn voor het col-
loge van Burgemeester en Wethouders aanleiding moeten zijn gebruik te
maken van de vrijstellingsbevocgdhoid (zie punten 11 on 12 van hot
boroepschrift)
D. het onder C gestelde geldt temeer nu bij Burgemeester en Wethouders
bekendheid bestond met de plannen van het Diakonessenhuis op het
betrokken terrein voorzieningen te treffen (zie punt 13 van het
Beroepschrift
Het Diakonessenhuis verzoekt dan ook de Gemeenteraad met vernietiging
van het besluit van Burgemeester en Wethouders alsnog de gevraagde ver
gunning te verlenen, al aan niet onder nader te stellen voorwaarden.