A
a
iC -KB
Brief van mevrouw G. Hoogcarspel-Jellema en de heer A. Hoogcarspel, "betreffende
de procedure Wet Werkloosheidsvoorziening.
Bijlage no. 158 Leeuwarden, 2 mei 1974»
Aan de gemeenteraad.
Op 18 februari j.l. besloot U de brief van 30 januari 1974 van mevrouw
en de heer Hoogcarspel, betreffende de procedure met betrekking tot de uitvoering
van de Wet Werkloosheidsvoorziening in onze handen te stellen om preadvies.
Betrokkenen maken bezwaar tegen het feit, iedere week persoonlijk naar de
Gemeentelijke Sociale Dienst te moeten om de uitkering - in de vorm van een
cheque aan toonder - te innen en dan gelijkertijd een zgn. inkomstenbriefje
te moeten inleveren. Omdat zij tegen deze procedure ernstige bezwaren hebben,
vragen zij dan ook om ontheffing. Alvorens wij ons met een voorstel terzake
tot Uw Raad zouden wenden, zou aan de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale
Dienst en de plaatselijke Commissie Werkloosheidsvoorziening advies gevraagd
worden of, en zo ja in hoeverre, in de tot dusver in Leeuwarden gevolgde werk
wijze wijziging dient te worden gebracht.
Op 20 februari j.l. heeft de Commissie Werkloosheidsvoorziening de onder
havige brief behandeld, terwijl deze op 21 februari j.l. onderwerp van gesprek
is geweest in de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst. Eerstgenoemde
commissie zowel als een grote meerderheid van laatstgenoemde commissie zijn van
mening, dat de huidige werkwijze vooralsnog dient te worden gehandhaafd.
Terzake merken wij op, dat het hier week-uitkeringen betreft, zulks in
tegenstelling tot de uitkeringen ingevolge de Algemene Bijstandswetdie
maandelijks worden uitbetaald. Voorts wijzen wij er op, dat de verplichting om
wekelijks een inkomstenformulier te moeten inleveren niet een door het gemeente
bestuur ingesteld controlemiddel is, maar een wettelijke verplichting. Artikel
25 van de Wet Werkloosheidsvoorziening bepaalt namelijk, dat de "werknemer
verplicht is wekelijks opgave te doen van de door het gemeentebestuur voor de
toepassing van deze wet verlangde gegevens. Het gemeentebestuur verstrekt hem
daartoe regelmatig een formulier, waarvan de inhoud moet voldoen aan door Onze
Minister te stellen eisen,"
Deze eisen zijn nader vastgesteld bij beschikking van de Minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid van 29 december 1964» Hierin wordt bepaald, dat het
inkomstenformulier onder andere alle vragen dient te bevatten "welke, in
aansluiting aan de in het aanvraagformulier vermelde gegevens, noodzakelijk
zijn voor de herbeoordeling zowel van het recht op uitkering als van het bedrag
dezer uitkering over de week, waarover de opgave betrekking heeft." Genoemde
beschikking is laatstelijk gewijzigd op 19 december j.l, door toevoeging van
een artikel-lid, dat bepaalt, dat uit de invulling ook moet blijken of "de werk
nemer bij het gewestelijk arbeidsbureau heeft kennis genomen van aldaar bekend
zijnde vacatures, welke voor hem voor zijn herplaatsing in het arbeidsproces
van betekenis kunnen zijn en in welke mate en op welke wijze betrokkene daar
naast heeft getracht weer arbeid te verkrijgen, bij welke werkgever en op welke
datum hij heeft gesolliciteerd en met welk resultaat". Uit één en ander blijkt
ons inziens wel, dat aan het juist en volledig invullen van het inkomsten
formulier grote waarde moet worden gehecht in verband met de beoordeling in
hoeverre (nog) sprake is van een onvrijwillige werkloosheid. Een juiste bepaling
van dit criterium is nodig voor beoordeling van de vraag of toepassing dient te
worden gegeven aan de imperatief in artikel 14 van de onderhavige wet voorge
schreven maatregel van verlaging van het uitkeringspercentage of uitsluiting van
het recht op uitkering.
Dat de betrokkene persoonlijk bij de Gemeentelijke Sociale Dienst zijn
uitkering moet komen innen, vindt zijn oorzaak in het feit, dat voor de uitbe
taling cheque's aan toonder wordon gebruikt. In dit geval eist het Verificatie
bureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten de handtekening van de be
trokkene als betalingsbewijs.
Aangezien het noodzakelijk is dat de administrateur van de Gemeentelijke Sociale
Dienst de handtekening van de rechthebbende verifieert, moet de uitbetaling bij
deze dienst plaats vinden.