Als direct gevolg van de afsluiting van de St. Jacobsstraat en de Weerd gaan alleen enige parkeerplaatsen verloren langs één zijde van de Eewal, omdat in die straat weer tweerichting-verkeer moet worden ingesteld, met behoud van de mogelijkheid tot laden en lossen. Daar staat tegenover dat in de omgeving het betaald parkeren het vrije parkeren zal verdringen. Dit zal, zoals de ervaring met andere parkeerplaatsen heeft geleerd, de parkeergelegenheid voor bezoekers zeer verruimen, zonder dat het aantal plaatsen behoeft toe te nemen. Dat neemt niet weg dat wij in de toekomst in deze omgeving wel een tekort aan parkeerruimte verwachten. Om deze reden zijn wij dan ook voorstander van een parkeergarage aan de Minnemastraat. In de St. Jacobsstraat en de Weerd kan nu ook niet geparkeerd worden, zodat hier van aanpassen van parkeervoorzieningen niet kan worden gesproken en motie 4 hierop dan ook niet van toepassing is. Naar onze mening behoeft dan ook niet in extra parkeerplaatsen te worden voorzien alvorens tot afsluiting wordt overgegaan. Door adressant wordt tevens gesteld, dat aan het eind van insteken parkeer gelegenheid moet zijn. Dit is strijdig met de beslissing van de raad dat autoverkeer zoveel mogelijk langs de tangenten en bij invalspoorten parkeerge legenheid moet vinden. Deze beslissing houdt in dat de meer naar binnen gelegen parkeergelegenheid in principe schaars moet zijn. Daarbij is bewust één uitzondering gemaakt, n.l. voor de parkeergarage aan de Minnemastraat. Wij menen dan ook dat het bezwaar van adressant no. 6 tegen het instellen van afsluitingen ongegrond, moet worden Verklaard, ad 12. Adressant no. JO maakt bezwaar tegen het gehele voorstel het verkeer uit de binnenstad te weren. In het ontwerp-structuurplan wordt welbewust uitgegaan van vergaande beperkingen van het autoverkeer in de binnenstad. Dit standpunt is uitvoerig vastgelegd in de hierop betrekking hebbende stukken. Kortheidshalve verwijzen wij daarnaar. Wij menen dan ook dat dit bezwaar ongegrond dient te worden verklaard. ad 'I "j Adressanten no. 16, 29 en 34 maken bezwaar tegen de parkeergarage aan de Minnemastraat. Eerstgenoemde meent hierbij strijdigheid met een aantal richtdoelen te moeten constateren. Er is inderdaad sprake van een zekere strijdigheid met een aantal richtdoelen. Bij afweging van alle betrokken belangen dient echter naar onze mening in dit geval het standaarddcel C II 1.2, dat zegt dat versterking van het hoofdwinkelcentrum moet worden nagestreefd, te prevaleren. Wij stellen U voor deze bezwaren ongegrond te verklaren. ad 14» Adressant no. 29 heeft bezwaar tegen het doortrekken van de Oosterkade naar de zuidtangent. Hij is van mening dat hierdoor het stadsbeeld wordt aange tast. Naar onze mening is van een dergelijke aantasting geen sprake. Niet iedere verandering is een aantasting. Van aantasting is pas sprake als de verandering of toevoeging afbreuk doet aan een door velen gewaardeerd stadsbeeld. Daar is naar onze mening in dit geval geen sprake van. De beëindiging van de Oosterkade tegen de bebouwing van de gevangenis kan geen fraai stadsbeeld genoemd worden, behoudens de ter plaatse aanwezige bomen. In het voorstel tot het door trekken naar de Oostergoweg heeft de raad bovendien aangegeven, dat dit met een afbuiging in westelijke richting moet gebeuren, zodat behoud van de aanwezige bomen en zelfs uitbreiding van de beplanting mogelijk wordt. - 7 - Welk een positief element dit voor het stadsbeeld kan opleveren, kunnen we bijvoorbeeld zien aan de plantsoenstrook voor het Beursgebouw. Door het afbreken van een gedeelte van de gevangenis kan bovendien het aanzien van de noordelijke oever van de Zuidergrachtswal er alleen maar beter op worden. Door het wegbreken van het oostelijke deel van de gevangenis komt een groter deel van de Zuidergrachtswal in het zicht en een deel van de zuidelijke gevelwand, die gesierd wordt door een aantal fraaie panden. Ook dit lijkt ons een verbetering van het stadsbeeld. Wij adviseren U dan ook dit bezwaar ongegrond te verklaren. ad 13. Adressant no, 16 heeft bezwaar tegen het door de raad gekozen tracé van de oosttangent. Hij meent strijdigheid te constateren met een reeks richtdoelen. Zijn bezwaren komen op het volgende neer; a. aantasting van het straten- en grachtenpatroon en het stadsbeeld, terwijl het gekozen tracé strijdig is met het riclitdoel "tangenten om de binnenstad zo mogelijk langs bestaande wegen om het verkeer met bestemming binnenstad op te vangen en te distribueren (geen stroomfunctie)"," b. het veranderen van het karakter van de Oosterkade door het drukker wordende verkeer, waardoor deze handelskade een verkeersweg wordt. Het onderhavige tracé is in de raad uitvoerig onderwerp van bespreking geweest. Wij verwijzen IJ dan ook in eerste instantie naar de terzake gevoerde discussie. Verder merken wij nog het volgende ops a. Voor vrat betreft de beweerde aantasting van het stadsbeeld verwijzen vrij naar hetgeen hiervoor onder bezwaar no. 14 is opgemerkt; De toekomstige oosttangent zal, voor vrat betreft het deel om de binnen stad, worden aangelegd langs een bestaande weg, de Oosterkade. Voor het ge deelte vanaf het gevangenisgebouw- tot aan de spoorlijn valt er inderdaa„d niet te ontkomen aan de inbreuk op het bestaande stratenpatroon. Wij zijn van mening dat het in dit geval verantvroord is de bevordering van de bereik baarheid van de binnenstad te laten prevaleren. Het door adressant gevreesde gevaar, dat deze tangent een stroomfunctie zal krijgen delen vrij niet. Voorzover hier al van een gevaar kan worden gesproken, zijn er naar onze mening voldoende waarborgen aanwezig, om dit tot een minimum te beperken. Wij vrijzen in dit verband op het feit dat de verlenging van de oosttangent door Oldegalileën naar Luchtenrek is vervallen. Bovendien ligt er een beslissing van de raad, dat de tangenten maximaal twee rijstroken mogen hebben. Verder zullen door middel van verkeerslichten zodanige barrières in deze weg ontstaan, dat hierdoor de aantrekkelijkheid om als doorgaande route te fungeren grotendeels teniet wordt gedaan. Het door adressant voorgestelde alternatieve tracé is in feite geen alternatief. Ten eerste zouden de reisdoelen in het oostelijk deel van de binnenstad dan slechts via grote omwegen kunnen worden bereikt. Ten tweede sou de maaswijdte van het verkeerssysteem om de binnenstad dan op onverant woorde wijze worden vergroot en dit zou leiden tot veel storingsverkeer in het deel van de stad tussen deze zgn. tangent en de rand van de eigenlijke binnenstad. b. Wij zijn met adressant van mening, dat door de aanleg van de oosttangent de Oosterkade drukker wordt en ook dat daardoor het karakter zal veranderen. Daarbij moet evenwel worden bedacht, dat elders waarden worden versterkt. Omdat als standaarddoel is gekozen voor versterking van de functie als stads en streekcentrum, heeft dit direct tot gevolg, dat, wanneer de verkeersaf wikkeling op de ene plek wordt belemmerd, deze door een andere plek moet worden overgenomen. Wij menen dat de raad hiervoor ook duidelijk heeft gekozen. Daarbij zijn tevens beslissingen genomen welke voldoende waarborgen geven tegen te brede verkeerswegen. Wij zijn dan ook van mening, dat de door adressant a.angevoerde bezwaren geen aanleiding zijn om het structuurplan op dit punt te wijzigen en stellen U voor deze bezwaren ongegrond te verklaren.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1974 | | pagina 297