ITr o 14605.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 7 novem
ber 1974 (bijlage nr. 328);
BESLUIT
I. tot het verstrekken van een aanvullend, krediet van 108.000,-- ten
behoeve van de werken "Verbeteren Hempenserweg" en "Doortrekken
Legedyk" ten laste van de Dienst Stadsontwikkeling;
II. de gemeentebegroting en de begroting van de Dienst Stadsontwikke
ling voor 1974 dienovereenkomstig te wijzigen.
A.ldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Aangaan van onderhandse geldleningen met de IT.V. Bank voor Nederlandsche
Gemeenten te s-Gravenhage
Bijlage no. 329» Leeuwarden, 7 november 1974»
Aan
de Gemeenteraad»
Ingevolge artikel 2 van de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen
wordt aan de besluiten van gemeenten tot het ramen van uitgaven ten laste van de
kapitaaldienst van hun begrotingen, behoudens uitzonderingen, door Gedeputeerde
Staten der provinciën slechts goedkeuring verleend, indien de vaste financiering
van de uit hoofde van deze uitgaven te verrichten betalingen binnen een tijdvak
van 15 maanden verzekerd is. Deze vaste financiering zal, wanneer zij niet zal
kunnen geschieden met ter beschikking van de gemeente komende middelen uit hoof
de van bijv. opbrengsten terzake van verkopen, moeten geschieden door middel van
het aantrekken van geldleningen.
Sedert 4 december 1965 zijn de Gemeenten niet meer vrij zelfstandig op de
kapitaalmarkt te opereren voor het aantrekken van middelen voor het financieren
van hun investeringen. Met ingang van die datum is namelijk de zgn. centrale
financiering in het leven geroepen. Deze regeling houdt in dat de Gemeenten,
behoudens door de Ministers van Financiën, van Binnenlandse Zaken en van Verkeer
en Waterstaat, onder door deze bewindslieden te stellen voorwaarden te verlenen
ontheffing, slechts leningen met een looptijd van langer dan één jaar mogen aan
gaan bij de ÏÏ.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te 's-Gravenhage. Om leningen
te verkrijgen zullen de gemeenten door tussenkomst van de colleges van Gedepu
teerde Staten van hun provincie verzoeken hiertoe moeten indienen bij de Minister
van Binnenlandse Zaken.
De verzoeken van ons college om geldleningen vloeien voort uit besluiten
van Uw Raad tot het ramen van de nodige kredieten op de gemeentebegrotingen of
op de begrotingen van de diverse takken van dienst voor het doen van kapitaal
uitgaven (uitvoeren van werken, aankopen van eigendommen). Het is een logische
gang van zaken, dat wanneer een aanbieding van een geldlening door de N.V. Bank
voor Nederlandsche Gemeenten wordt gedaan, de gemeente deze ook accepteert.
Voorts worden de Gemeenten door de Bank voor Nederlandsche Gemeenten regelmatig
aanbiedingen gedaan van geldleningen voor het consolideren van vlottende schuld.
Deze schuld kan ontstaan door het doen van uitgaven voor onderhanden zijnde
werken na de in de eerste alinea genoemde termijn van 15 maanden en door kapitaal
uitgaven, die een bedrag van 25.000,niet te boven gaan.
Door de Bank wordt in de aanbiedingen een termijn opgenomen, waarbinnen
uiterlijk een gewaarmerkt afschrift van het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde
raadsbesluit in het bezit van de Bank moet zijn. Veelal lukt dit niet, mede om
dat de genoemde termijn door de Bank vrij krap wordt gehouden.
Gelet op de situatie, waarin de Gemeente ten aanzien van de financiering van
haar kapitaaluitgaven verkeert en op het veelal niet kunnen voldoen aan de eis van
de Bank voor Nederlandsche Gemeenten om binnen een gestelde termijn een gewaar
merkt afschrift van het door Gedeputeerde Staten goedgekeurde raadsbesluit in te
zenden, heeft de Raad voor elk van de jaren 1969 t/m 1974 een algemeen besluit
genomen tot het aangaan van geldleningen met de N.V. Bank voor nederlandsche
Gemeenten, die de Gemeente worden aangeboden in het kader van de centrale finan
ciering.
m. Z**~Z Zrf
.4