-2-
Partiëel bestemmingsplan voor het buitengebied der gemeente Leeuwarden nr. 1.
Bij besluit van 8 januari 1973 stelde U vast het bestemmingsplan voor het buiten
gebied dezer gemeente,, In verband met een bij de Kroon ingesteld beroep heeft dit
goedgekeurde plan nog geen rechtskracht. In dit bestemmingsplan zijn een drietal
terreinen, t.w. de voormalige beschuitfabriek van Turkstra, de landbouwmachinefabriek
Hermes, beide aan de Mr. P.J. Troelstraweg en hot vrachtautobedrijf Holwerda aan het
Mearsterpaed te Lekkum bestemd voor handel en nijverheid0 De bostemmingsbepaling sluit
niet met zoveel woorden de vestiging van detailhandel uit. Hot is evenwel nimmer de
bedoeling geweest op deze plaatsen detailhandel zonder moor toe te laten. De bedoeling
van deze bestemming was uitsluitend de bestaande bedrijven, welke niet een zodanige
inbreuk vormden op het landschap dat deze moesten worden gesaneerd, wettig te maken.
Gelet hierop kan het woord "handel" redelijkerwijze niet anders als groothandel worden
verstaan. Nu het hier echter een juridische bepaling betreft hebben wij gemeend de
bestemmingsaanduiding voor de drie terreinen zodanig te omschrijven dat omtrent hot
toegelaten gebruik geen enkel misverstand kan bestaan. In het ontwerp—wijzigingsplan
zijn deze gronden bestemd voor bedrijfsdoeleinden, waarbij is bepaald dat deze uit
sluitend mogen worden gebruikt voor industrie en nijverheid. Het gebruik van gebouwen
voor groothandelsbedrijven, zelfbedieningsgroothandelsbedrijven en dienstverlenende
bedrijven alsmede voor winkels is met name uitgesloten. Ook het gebruik van de grond
ten behoeve van de verkoop van caravans, tenten e.d. en voor diverse opslagdoeleinden
is verboden, '/an dit verbod kan vrijstelling worden verleend mits Gedeputeerde Staten
daarvoor een verklaring van geen bezwaar hebben verleend en mits wordt voldaan aan
de voorwaarden, dat:
a. de verkeersveiligheid niet te ernstig in gevaar wordt gebracht;
b. een distributie—planologisch onderzoek aantoont dat het verlenen van vrijstelling
verantwoord is;
c. landschappelijke waarden niet ernstig worden aangetast.
Uitdrukkelijk vermelden wij hierbij dat in de ontwerp—voorschriften de toepassing
van deze vrijstellingsmogelijkheid ten aanzien van winkels in voedings- en genotmidde
len is uitgesloten.
Voor een verdere motivering van een en ander mogen wij U verwijzen naar de toelichting
op het plan. In dit verband merken wij nog op, dat naast de in de toelichting vermelde
instanties ook de Rijksconsulent voor het Midden— en Kleinbedrijf accoord gaat met
deze opzet. Ook de commissie Midden— en Kleinbedrijf heeft zich zij het in ander
verband - uitgesproken voor de thans voorgestelde regeling.
Het ontwerp voor het partieel bestemmingsplan voor het buitengebied nr. 1 heeft
met ingang van 13 mei 1974 gedurende een maand ter visie gelegen. Bezwaarschriften
zijn in deze periode niet ingekomen. De beslissing omtrent de vaststelling van het
bestemmingsplan heeft U in de raadsvergadering van 26 augustus 1974 verdaagd tot
uiterlijk 13 december a.s.
De Koninklijke Verlcade Fabrieken B.V. te Zaandam verzoekt U -bij brief van 9 okto
ber j.l.- het bestemmingsplan, gewijzigd vast te stellen. Zij doet daarvoor drie
voorstellen:
a. opnemen van een overgangsbepaling voor bestaande panden, inhoudende dat het be
staande bestemmingsplan (hiermee wordt bedoeld het plan Buitengebied dat nog geen
rechtskracht heeft) daarop van. toepassing is;
b. de vrijstellingsbepaling voor het gebruik ook van toepassing verklaren voor winkels
in voedings- en genotmiddelen;
c. voor het bedrijfscomplex waarin de voormalige beschuitfabriek van Turkstra B.V.
was gevestigd, een uitzonderingsbepaling op te nemen.
Dit verzoek wordt gemotiveerd door te stellen dat tengevolge van het ontvjerp—plan de
verkoop van het fabriekscomplex aan Nieuwe Weme Supermarkten te Heerenveen voor de
vestiging van een supermarkt in voedings- en genotmiddelen met een klein z.g. "non
food assortiment" niet kan doorgaan, waardoor Verkade grote schade zou lijden. Voorts
wordt aangevoerd dat de supermarkt - blijkens onderzoekingen van Nieuwe Weme - geheel
zou passen in het bestedingspatroon van Leeuwarden en dat deze vestiging aan minimaal
80 personen werkgelegenheid zal bieden.
-3-
Tenslotte wordt meegedeeld dat op eigen terrein, ruime parkeergelegenheid kan worden ge
creëerd en dat de bereidheid bestaat in overleg met de gemeente voor eigen rekening
een goede verkeersregeling te realiseren door afbraak van de voorgebouwen en de aan
leg van afzonderlijke in- en uitritten.
Het verzoek van Verkade is door Nieuwe Weme Supermarkten nog eens onderstreept bij
een aan U gerichte brief van 21 oktober j.l. Hierin wordt betoogd, dat expansie van
het bedrijf, dat momenteel 4 supermarkten exploiteert, noodzakelijk is om de concurren
tie van andere grootwinkelbedrijven het,hoofd te kunnen bieden. Voorts meent Nieuwe
Weme, op grond van een door dit bedrijf ingesteld marktonderzoek, dat in Leeuwarden
behoefte bestaat aan de door hem gewenste supermarkt.
Met betrekking tot deze verzoeken merken wij het volgende op.
Het verlenen van medewerking aan de vestiging van een supermarkt in het gebouwencom
plex van de voormalige beschuitfabriek van Turlcstra zou in lijnrechte tegenstelling
zijn met het gemeentelijk beleid, dat in de inleiding .van dit voorstel is omschreven.
Reeds hierom menen wij dat de ingediende verzoeken dienen te worden afgewezen.
De vestiging ervan buiten het hoofdwinkelcentrum achten wij op grond van de vol
gende overwegingen op deze plaats ongewenst. Het openen van deze supermarkt zou een
duidelijke aanslag betekenen op de wijkcentra in Bilgaard, Leeuwarden—West en (in ie
toekomst), Westeinde. Aantasting van de wijkwinkelvoorzieningen betekent een terugloop
in de keuzemogelijkheid, waardoor in het bijzonder die consumentengroepen, die niet
in het bezit zijn van een auto, worden getroffen. Dit klemt temeer nu de gewenste
supermarkt niet kan worden bereikt via het stadsautobusnetIn groter verband gezien
kan deze vestiging ook een nadelige invloed hebben op het winkelapparaat van nabijge
legen en in ontwikkeling zijnde dorpen. Dit soort problemen is onlangs ook in de
regioraad Leeuwarden aan de orde geweest. In de door de regioraad in zijn vergadering
van 20 augustus 1974 aanvaarde nota "beleidsuitgangspunten inzake de economische
situatie en de werkgelegenheid in de Regio" wordt onder punt 5 vermeld: "Het beleid ten
aanzien van de perifere detailhandelsvestigingen dient .te worden gecoördineerd en ge
baseerd op distributie—planologisch onderzoek. Uitgangspunt hierbij moet zijn, dat
Leeuwarden als hoofdwinkelcentrum voor de Regio kan blijven fungeren en dat in de
overige regio—gemeenten de plaatselijke middenstand haar functie kan blijven uitoefe
nen"
Ook op grond van verkeertechnische overwegingen achten wij de vestiging van de
supermarkt op deze plaats niet verantwoord. De weg naar Stiens is een zeer drukke
verbinding met het noordelijke verzorgingsgebied van Leeuwarden. Tijdens de vrijdag
en de zaterdag is de toeloop vanuit het noorden op het hoofdwinkelcentrum het grootst.
Ook het bezoek aan de thans in het geding zijnde detailhandelsvestiging zal dan
maximaal zijn.
Wij zijn van mening dat de capaciteit van de Mr. P.J. Troelstraweg de vestiging
van een verkeersaantrekkende supermarkt —ondanks de door adressanten in het vooruit
zicht gestelde aanleg van in- en uitvoegstroken en gescheiden op- en afritten- niet
kan verwerken.
Gelet op het vorenstaande stellen wij Utdan ook voor de ingediende verzoeken van
Verkade B.V. en Nieuwe Weme af te wijzen.
Verkade B.V. wijst er in haar verzoek op, dat zij vreest -indien het bestemmings
plan overeenkomstig het ontwerp wordt vastgesteld— grote schade te zullen lijden. In
een brief aan ons college vraagt Verkade B.V. zich af of het wel rechtvaardig is, dat
die schade volledig voor haar rekening komt. Hoewel deze aangelegenheid thans nog geen
rol behoeft te spelen achten wij het -volledigheidshalve- gewenst hierover het volgen
de op te merken.
Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft een belanghebben
de die tengevolge van één bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke niet of
niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of
niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, ^echt op een door
de gemeenteraad te bepalen schadevergoeding.
De thans nog geldende bestemming voor het fabrieksgebouwencomplex is "industrie
terrein", zulks op grond van het bij raadsbesluit van 5 januari 1955i no# 15989, vast
gestelde bestemmingsplan "partiële herziening van het plan in hoofdzaak der gemeente
Leeuwarden (vliegveld en omgeving)".