-77-
C. Beroepsmatig .jeugdwerk.
264. Op blz. 168 van de beleidsno
ta kondigt u een commissie aan,
die het beroepsmatige jeugd
werk zal moeten gaan doorlich
ten» Hoe is de bemanning van
deze commissie en wanneer
dient ze met een eindverslag
te komen? V/elke sancties zijn
er wanneer onverhoopt instel
lingen openlijk of heimelijk
medewerking aan deze commissie
weigeren?
265. Zoals u in de beleidsnota op
biz» 168 meedeelt is u op het
ogenblik bezig een onafhanke
lijke commissie samen te stel
len die tot taak krijgt na te
gaan in hoeverre de bestaande
instellingen van beroepsmatig
jeugdwerk nog voldoen aan hun
doelstellingen»
Heeft u ondertussen de taak
stelling nader vastgesteld?
Zo ja, hoe luidt die taakstel
ling dan?
Kunt u voorts meedelen uit
welke disciplines u de mensen
aanzoekt om deze onafhankelij
ke (waarvan?commissie te be
mannen en kunt u reeds meedelen
wie van deze commissie deel
uit zullen maken?
Welke termijn stelt uw colle
ge zich voor dat van de com
missie het eindverslag mag
worden verwacht en \irie gaan
over de resultaten hiervan be
slissen?
266» Ook een taak van de z.g, on
afhankelijke commissie zal
zijn na te gaan of voor het
beroepsmatig jeugdwerk in
Leeuwarden een Stichting Coör
dinatie en Dienstverlening
noodzakelijk is en zo ja,
264. 265. Een vijftal personen, die
direct of indirect bij het jeugd
werk zijn betrokken doch die onaf
hankelijk staan t.o.v. de vijf be
roepsmatige j eugdwerkinstellingen
en van de gemeente, zijn aange
zocht om in deze commissie zit
ting te nemen» Enkele personen heb
ben om nader beraad verzocht het
geen voor de samenstelling van de
ze commissie belangrijke conse
quenties kan hebben. In dit sta
dium kan derhalve nog niet worden
medegedeeld wie in deze commissie
zitting zullen hebben»
Wij hebben de taak van deze com
missie in het instellingsbesluit
als volgt omschreven;
De commissie dient te adviseren
omtrent de kwaliteit en de kwanti
teit van het beroepsmatig jeugd
werk in onze gemeente. Met name
wensen wij advies m.b.t. de vraag
in hoeverre de bestaande beroeps
matige jeugdwerkinstellingen vol
doen aan de doelstellingen in ver
band waarmede indertijd tot sub
sidiëring van deze instellingen
is besloten.
Wij stellen ons voor dat gelet op
de problematiek de commissie min
stens een half jaar nodig zal heb
ben voor het onderzoek en verwach
ten een eindrapport niet voor
1 mei 1976.
Wanneer instellingen openlijk of
heimelijk weigeren aan deze com
missie hun medewerking te verlenen
kan dit op grond van de voorwaar
den van de gemeentelijke subsidie
verordening jeugd- en jongeren
werk consequenties hebben t.a.v.
het verlenen van gemeentelijk sub
sidie aan deze instellingen.
Het eindrapport van de commissie
zal u na advies van de Raad voor
Jeugdaangelegenheden ter beoorde
ling worden voorgelegd.
266» Aangezien de mening van de Raad
voor Jeugdaangelegenheden ons be
kend is en tussen deze raad en
één of meer besturen van beroeps
matige jeugdwerkinstellingen ver
schil van inzicht bestaat over de
noodzaak en het functioneren van