- 15 -
56—JiAi
HOOFDSTUK IV. UITGAIIGSPUUTEN VAK BELEID
Inleiding»
In de afgelopen jaren hebben wij in een aantal aanbiedingsbrieven
herhaalde malen ons streven naar de totstandkoming van een inte
graal beleidsplan op langere termijn kenbaar gemaakt» In het ka
der van de opbouw van een dergelijk beleidsplan hebben wij tot
dusverre reeds tweemaal meerjarenramingen ongewijzigd beleid voor
een periode van vier jaren doen verschijnen.
Staande voor de opdracht om een financieel saneringsplan samen te
stellen, zijn wij tot de conclusie gekomen dat een dergelijke
operatie de meeste kans van slagen zou hebben indien dit sanerings
plan gebaseerd zou zijn op een beleidsvisie op langere termijn.
ITiet alleen wordt op deze wijze voorkomen dat bezuinigd wordt zon
der beleid (het hanteren van het rode potlood), hetgeen naar ons
oordeel vooral op langere termijn tot mislukking gedoemd is, doch
op deze manier wordt ook - en dit achten wij zeer belangrijk - een
tamelijk grote stap in de richting gezet van een integraal beleids
plan zonder evenwel de pretentie te hebben dat het thans voorliggen
de beleidsplan reeds aan alle aan een integraal beleidsplan te
stellen eisen voldoet. Zo kon bijvoorbeeld om der tijdswille niet
in alle gevallen voldoende aandacht geschonken worden aan een goede
onderlinge samenhang van de met name in de beleidsvisies per
sector geformuleerde doelstellingen van beleid. V/el hebben wij
zo groot mogelijke aandacht besteed aan het consistent zijn van de
voorgestelde maatregelen.
Alvorens over te gaan tot de formulering van het door het College
wenselijk geachte toekomstige beleid is eerst nagegaan tot welke
situatie en budgettaire uitkomsten een veronderstelde voortzetting
van het beleid op de huidige voet (ongewijzigd beleid) zou leiden.
Hieraan werd tevens de vraag gekoppeld of het - het oog op de
toekomst gericht en de opdracht van de Staatssecretaris van Bin
nenlandse Zaken tot het sluitend maken van de begroting in het
jaar 1976 niet uit het oog verliezende - wel wenselijk c.q. moge
lijk geacht moest worden dit huidige beleid te continueren.
In hoofdstuk III hebben wij reeds aangegeven welke criteria in de
vorm van richtlijnen aan de werkgroepen werden verstrekt om op deze
vragen een antwoord te kunnen geven.