- 116 - Par. 12. Beleidssector Jeugdwerk en Samenlevingsopbouw. Algemeen. 409Is uw college niet van mening dat in onze gemeente gestreefd moet worden naar de oprich ting van een Welzijnsraad, welke kan dienen als kristal lisatiepunt (vgl. de bekende Knelpuntennota) en beleids- adviserend orgaan t.a.v. alle werkzaamheden die op de een of andere manier met welzijn te maken hebben? 409. In onze gemeente is geen behoef te aan een Welzijnsraad zoals hier bedoeld. Dit standpunt is bij herhaling door de gemeente raad uitgesproken. A, Jeugdwerk algemeen. 410. Welke mogelijkheden opent het C.E.II.-subsidie van in totaal 15 miljoen, waardoor werkloze jongeren aan de slag kunnen in het welzijnswerk, voor de betreffende instellingen in Leeuwarden? Is het college bereid actief in te spelen op deze moge lijkheid om werkloze jongeren aan werk te helpen? 410. Ten behoeve van de activiteiten gericht op het bestrijden van jeugdwerkloosheid is voor de provincie Friesland een bedrag- van 1.950»000,beschikbaar gesteld. Het is de bedoeling- dat met de in het programma opge nomen projecten zinvolle werkge legenheid op korte termijn wordt geboden aan werkloze jongeren. Yoor een nadere toelichting op deze regeling verwijzen wij u kortheidshalve naar de circulai re JZ-U 42.305 I van 15 januari j.l. van de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, welke voor u ter inzage ligt. Wij zijn bereid actief in te spelen op de mogelijkheid om werkloze jongeren zinvolle arbeid te verschaffen. 411. Vanuit welke beweegredenen komt de volgende alinea uit de beleidsnota voort? "De inzichten omtrent jeugd werk wijzigen snel. Wij achten het daarom van belang dat periodiek wordt nagegaan in hoeverre de bestaande instellingen van beroepsma tig jeugdwerk nog voldoen aan de doelstellingen in verband waarmee indertijd tot subsidiëring werd beslo ten. Wie zal de bovenstaande, op zichzelf toe te juichen, op dracht uitvoeren en wat kun nen de consequenties even tueel zijn? 411. Het is ons gebleken dat beroeps matige jeugdwerkinstellingen welke worden gesubsidieerd als open jeugdwerk in de praktijk zeer gesloten blijken te zijn. Dit is geen plaatselijke kwestie doch een landelijke tendens. Teneinde te voorkomen dat grote subsidies toevloeien aan kleine elitaire groepen dienen de doel stellingen van de gesubsidieerde instellingen periodiek aan de praktijk getoetst te worden. Wij menen dat hier een duidelijke taak ligt voor de Raad voor Jeugdaangelegenheden. De conse quentie van een dergelijk on derzoek zou kunnen zijn het her verdelen van de beschikbare sub sidiebedragen of het beëindigen c.q. verminderen van de subsidië ring van bepaalde instellingen uiteraard met een redelijke afbouw.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1975 | | pagina 393