8. bij niet-naleving van één der verplichtingen of verboden, vermeld on
der 5; 6 en 7verbeurt de nalatige c.q. overtreder aan de gemeente
Leeuwarden voor iedere niet-naleving of overtreding een boete van
50.000,
deze boete is verschuldigd door het enkele feit der niet-naleving of
overtreding, zonder dat enige uitdrukkelijke ingebrekestelling behoeft
plaats te vinden;
9. de levering geschiedt op de dag van het verlijden van de akte van over
dracht, op of omstreeks de datum waarop het gekochte als bouwrijp ter
rein kan worden opgeleverd;
10. indien de akte van overdracht door toedoen van de koper niet notarieel
wordt verleden binnen twee maanden nadat dit raadsbesluit de goedkeuring
van Gedeputeerde Staten van Friesland heeft verkregen, is de koper van
af de datum, vallende twee maanden na de datum van goedkeuring van dit
besluit tot de dag, waarop de akte wordt verleden, aan de gemeente
Leeuwarden over de koopsom een rente verschuldigd, berekend naar 9\f/o
per jaar;
11. het risico voor, het onderhoud van het gekochte en alle daarvan geheven
wordende en nog te heffen lasten en belastingen komen vanaf de levering
voor rekening van de koper;
12. de gemeente Leeuwarden is tot geen andere vrijwaring gehouden dan tot
die wegens uitwinning;
15- partijen doen afstand van het recht tot het vragen van ontbinding, als
bedoeld in de artikelen 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek;
14. de akte van eigendomsoverdracht zal worden opgemaakt door en verleden
voor een door de koper aan te wijzen, te Leeuwarden gevestigde notaris;
1p. de te stichten opstallen dienen te worden ontworpen onder super—visie
van de architect van de gemeente Leeuwarden.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
Wijzigen Bezoldigingsverordening i960.
Bijlage no. 59. Leeuwarden, 5 februari 1976.
Aan de gemeenteraad.
Bijgaand bieden-wij-B--a-an- -e-en ■orïtwerp-'besluit •t-ot-wi-j-ziging van do
Bezoldigingsverordening i960.
Dit ontwerp-besluit bevat de volgende wijzigingen.
1Artikel 13» vijfde lid.
Schrappen uit de eerste volzin, luidende "Bij overgang naar een ander
ambt bij hetzelfde dienstvak, anders dan tengevolge van een reorganisatie
van de dienst, wordt het bedrag, waarmede de tot dusver genoten
bezoldiging de in hot nieuwe ambt te genieten bezoldiging te boven
mocht gaan, als een toelage toegekend", van de voorden.-"bij hetaelfde
dienstvak, anders dan tengevolge van een reorganisatie van do dienst".
Do overeenkomstige bepaling voor het Rijkspersoneel is nl. thans
gewijzigd in die zin dat de toelage ook wordt toegekend indien de
overgang niet bij hetzelfde dienstvak heeft plaatsgevonden, terwijl
voorts al of geen reorganisatie geen rol moer speelt.
Hoewel do onderhavige bepaling in deze gemeente betrekkelijk weinig
wordt toegepast en het Rijk bedoelde wijziging nooiïzakelij-k.-areh-tto om
een beletsel weg te- nemen voor een goed funtionerend "vorplaatsings"-
beleid, zijn wij toch van oordeel dat het, mode terwillo van zoveel
mogelijk uniformiteit van de rechtspositieregelingen voor het overheids
personeel, gewenst is haar aan de overeenkomstige bepaling van het
Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 aan te passen.
2. Artikel 17» eerste lid.
Zoals hierna blijkt, is een redactionele wijziging van artikel 20,
tweede lid, noodzakelijk. Voor een goede leesbaarheid van deze bepaling
achten wij het gewenst ook artikel 17; eerste lid, waarnaar in artikel
20, tweede lid, wordt verwezen, opnieuw te redigeren. Do nieuwe
redactie stemt overeen met artikel 20a van het Bezoldigingsbesluit
Burgerlijke Rijksambtenaren 1948.
3. Artikel 20, tweede lid.
Dit betreft een aanvulling per 1 augustus 1975 en een redactionele
correctie per 1 januari 1976. Nadat in artikel 17; eerste lid, behalve
het bedrag voor het minimum-loon ook zijn opgenomen de bedragen voor
de minimum-jeugdlonen, is het noodzakelijk om in artikel 20, tweede
lid, een duidelijke verwijzing naar het minimum-loon te doen plaats
vinden.
Om te voorkomen dat belanghebbenden per 1 augustus 1975 als gevolg
van de incorporatie van de toeslag ingevolge de Machtigingswet in in
komsten achteruitgaan, is het noodzakelijk dat deze bepaling zich per
genoemde datum ook gaat uitstrekken tot degenen met een bezoldiging
(excl. onregelmatigheidstoelage)gelijk aan het minimum-loon.
Tevens wordt hierdoor voorkomen dat bij gelegenheid van overgang van
het minumum-loon voor een 22-jarige op dat voor een 23-jarige, belang
hebbenden slechts een uiterst geringe verhoging in netto-inkomsten
zouden ontvangen. In de praktijk zal bedoelde herziening slechts be
tekenis hebben voor de leerling-verplegenden.
4. Overgangsbepaling.
De huidige Overgangsbepaling is ook van toepassing op nieuw in dienst
te nemen personeel; de nieuw ontworpen Overgangsbepaling, welke de
huidige moet vervangen, is aangepast aan de overeenkomstige Overgangs
bepaling, behorende bij het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksamb
tenaren 1948.
- 2 -