- 2 - of wölke andorasJins onmiddellijk ingrijpen eisen, slagvaardig kan worden opgetreden. Deze mogelijkheid wordt evenwel in belangrijke mate beperkt, indien do gemeente daarbij afhankelijk is van het Uoonwagenschap, alleen reeds om de procedure welke, moet worden gevolgd. Uij zijn dan ook van mening, dat deze bevoegdheid voor zover het gaat om woonwagenbewoners die buiten een openbaar centrum standplaats innemen bij de gemeenten dient te berusten. Uij hebben ons omtrent deze aangelegenheid bij brief van 25 juni 1575 tot het dagelijks bestuur van het Uoonwagenschap gewend. Een copie van deze brief ligt voor U ter inzage. Op deze brief hebben wij tot nog-toe geen antwoord ontvangen. Aangezien ons bleek, dat bij do in voor bereiding zijnde wijziging van de gemeenschappelijke regeling naar ons oordeel niet of onvoldoende rekening werd gehouden met dè'door ons naar voren.gebrachte bezwaren, hebben wij ons bij brief van 13 april 1976 opnieuw tot het dagelijks bestuur gewend, Uij hebben daarbij concreet aan gegeven, hoe een en ander naar ons oordeel zou kunnen worden opgelost. De betreffende brief is eveneens voor U ter inzage gelegd. Uij mogen naar de inhoud daarvan verwijzen. Bij brief van 27 april 1976 heeft het dagelijks bestuur van het Uoonwagenschap een ontwerp-wijziging van de gemeenschappelijke regeling toegezonden, met het verzoek dat deze door de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten - ieder voor zoveel zijn bevoegdheid betreft - zal worden vastgesteld. Uit het gedane voorstel blijkt, dat met het gestelde in onze eerdergenoemde brief van 15 april 1976 geen rekening is gehouden. Aan het gestelde in deze brief willen wij thans nog. het volgende toevoegen, Blijkens de toelichting op het wijzigingsvoorstel erkent het dagelijks bestuur van het Uoonwagenschap, dat het niet zijn taak is het wonen in woonwagens te regelen, doch het maatschappelijk welzijn van do traditionele woonwagenbevolking te bevorderen. Daartoe brengt het schap een precisering in het begrip "woonwagenbewoner" aan, een begrip dat in de wet zelf niet gedefinieerd wordt. Deze oplossing moet er kennelijk toe leiden, dat duidelijk wordt gemaakt, dat de zorg van het' Uoonwagenschap zich niet uitstrekt tot b.v. kermisexploitanten. Deze regeling is evenwel juridisch niet sluitend, als in de artikelen-12, 17 on 21 van de regeling bepaald wordt: (en blijft), dat alle bevoegdheden welke de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester op grond van de Uoonwagenwet hebben, worden overgedragen aan de organen van het Uoonwagenschap. De hierbedoelde be voegdheden richten zich naar de tekst van de wet nl. op woonwagens en als alle bevoegdheden worden overgedragen, dan geldt dit ook voor de bevoegdheden ten aanzien van vroonwagons, bewoond door b.v. kermisexploitan ten. Uij blijven dan ook van oordeel, dat een beperking van het begrip "woonwagen" in de regeling moet worden ingevoerd, zoals wij in onze brief van 13 april 1976 hebben aangegeven. Aan ons verzoek de bevoegdheid, bedoeld in artikel 61 van de Uoonwagenwópbij de gemeentebesturen, terug te brengen, althans voor zover betreft het optreden tegen woonwagens, welke zonder vergunning buiten oen openbaar centrum standplaats innemen, heeft het bestuur van het Uoonwagenschap geen gevolg gegeven. I11 de voorstellen tot wijziging wordt op dit verzoek in het geheel niet ingegaan, hoewel vrij hierom reeds in onze brief van 25 juni 1975 hebben verzocht, Uij hebben begrepen, dat het Uoonwagenschap zich op het standpunt stelt, dat de ge meentebesturen veelal wel andere mogelijkheden hebben om in voorkomend geval te kunnen optreden. Dit moge waar zijn, het zal zeker niet in alle gevallen gelden en bovendien biedt artikel 61 van de Uoonwagenwet in deze de meest geëigende mogelijkheid, Uij willen er in dit verband op wijzen, dat ook de.model-gemeenschappolijke regeling van de Vereniging van Neder landse Gemeenten de bevoegdheid, bedoeld in artikel 61 van de \/et, uit drukkelijk van de overdracht uitzondert, terwijl de toelichting op dit model artikel 10 van de wet noemt als oen onderwerp dat eveneens voor uitzondering van de overdracht in aanmerking kan komen,. U <A "VU Gelet op het vorenstaande stellen wij voor niet in te stemmen met de door het Uoonwagenschap voorgesteldewijzigingen van de Regeling Uoon wagenschap Friesland en het Uoonwagenschap te verzoeken de door ons voor gestelde wijzigingen alsnog aan te brengen. Burgemeester en Uethouders van Leeuwarden, J,S, Brandsma Burgemeester, Reumer Secretaris, loco

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 127