hi
1
Voorlopig advies over de woningbouw tot 1985 in de Regio Leeuwarden,
Bijlage nr. 174. Leeuwarden, 29 april 1978.
Aan de Gemeenteraad*
Bij "brief van 9 maart 1978 heeft de Commissie voor de Volkshuisvesting
en de Woningbouw van de Regio Leeuwarden verzocht om commentaar te leveren
op een voorlopige versie van het door haar aan de Regioraad uit te brengen
advies inzake de woningbouw tot 1985 in het gebied van de regio.
Omtrent dit voorlopig advies hebben wij het oordeel van de Raad voor
de Volkshuisvesting gevraagd. Een exemplaar van het verslag van de vergadering
van deze Raad d.d* 8 april 1978, waarin deze zaak aan de orde is gesteld,
hebben wij voor.U ter inzage gelegd.
Wij hebben er waardering voor, dat de Regio Leeuwarden pogingen in het
werk stelt om te komen tot het formuleren van uitgangspunten voor het woning
bouwbeleid van de gemeenten van de Regio. Deze pogingen verdienen te meer
lof wanneer men let op'de ontwikkelingen van de laatste jaren op dit terrein
met al hun gevolgen en problemen en op de grote gemeentelijke belangen, die
bij deze materie op het spel staan.
Desalniettemin menen wij, mede gelet op het advies van de Raad voor de
Volkshuisvesting, dat het noodzakelijk is een aantal opmerkingen onder de
aandacht van de commissie te brengen.
In de eerste plaats is de commissie met betrekking tot de bevolkings
ontwikkeling in de van het onderzoekgebied deel uitmakende gemeenten uit
gegaan van een grotere bevolkingsgroei dan waarvan de Hota Wonen van de
Provinciale Planologische Dienst uitgaat. Wij vragen ons af, of de bevol
kingsgroei van de laatste drie jaar een voldoend argument is voor dit af
wijkende uitgangspunt. In dit verbond wijzen wij tevens op de wel zeer uit
eenlopende verwachtingen van de gemeenten afzonderlijk. Onze gemeente is bij
haar opgaven aan de regionale commissie uitgegaan van binding van de natuur
lijke aanwas en komt daardoor tot een bevolkingsgroei van ongeveer 0,3 per
jaar. Andere gemeenten hebben hun verwachtingen, om welke redenen dan ook,
aanzienlijk hoger gesteld. Praneker en Leeuwarderadeel gaan zelfs uit van
een groei van meer dan 2 per jaar. Wij achten het onjuist, dat da commissie
divergerende uitgangspunten als basis voor haar rapportering heeft aanvaard
en in die zin heeft gehonoreerd, dat de wensen van de afzonderlijke gemeenten
als basis zijn genomen voor een verfijning op de evenredige verdeling van de
woningproductie. Wij zijn van oordeel, dat de aan Leeuwarden toegedachte
productie van 500 woningen per jaar (inclusief vervangende nieuwbouw),
aanvaardbaar is, uitgaande van een bevolkingsontwikkeling voor de gehele
regio op basis van binding natuurlijke aanwas. Dot is ook het geval geweest
in de door U aanvaarde gemeentelijke nota woningbouwbeleid (1975).
De commissie meent in haar voorlopig advies echter van een sterkere be
volkingsgroei te moeten uitgaan, te vreten een gemiddelde bevolkingsgroei van
1,05 c/<> per jaar. Op grond van dit uitgangspunt zou don in onze gemeente een
aanzienlijk groter aantal woningen gebouwd moeten worden. Voor een evenwich
tige ruimtelijke ontwikkeling is het ten minste noodzakelijk de bevolkings
groei van de regio evenredig over de daarvan deel uitmakende gemeenten te
verdelen en zo te voorkomen, dat de suburbanisatie rond Leeuwarden zich in ver
sterkte mate voortzet,
In dit verband mogen wij nog wijzen op de beleidsvoornemens op het gebied
van de ruimtelijke ordening van hogere overheden, neergelegd in de provinci
ale Nota Wonen en de Verstedclijkingsnota van de Rijksoverheid. Deze nota's
gaan er van uit dat een grotere bevolkingsgroei dan binding van de natuur
lijke aanwas voornamelijk dient te worden opgevangen in stedelijke kernen.