Gemeentelijke herindeling
Bijlage no. 292 Leeuwarden, 12 augustus 1976.
Aan de Gemeenteraad.
Door Gedeputeerde Staten van Friesland is aan alle Friese gemeenten
verzocht hun standpunt kenbaar te maken over de voorstellen tot gemeente
lijke herindeling in deze provincie. De voorstellen van G.S. zijn U met de
daarbij behorende bijlagen bij brief van 20 april 1976 toegezonden.
De voorbereiding van het standpunt van Leeuwarden is in overleg met
het Seniorenconvent in handen gesteld van een commissie ad hoe uit Uw Raad.
De samenstelling van de Commissie was dezelfde als die van de commissie,
die in september 1975 heeft gerapporteerd over het concept-ontwerp van wet
reorganisatie binnenlands bestuur. In de commissie hadden zitting de
Burgemeester, wethouder G. de Vries en de raadsleden mevrouw mr. E.N.J.
Smit, mevrouw A. Willemsma-de Jong, ir. C.G.H. Geerts, drs. M.H.G. de Greef,
W.S.P.P. de Leeuw, H. Meijerhof en J.B. Singelsma. De heer W.S.P.P. de
Leeuw heeft in verband met zijn vertrek niet meer deel genomen aan de samen
stelling van dit advies.
De commissie heeft het volgende ontwerp-advies opgesteld. Wij kunnen
ons met de inhoud hiervan verenigen en stellen IJ derhalve voor Uw standpunt
overeenkomstig dit ontwerp vast te stellen en aan Gedeputeerde Staten toe
te zenden. Tevens stellen wij U voor Uw reactie te doen toekomen aan het
dagelijks bestuur van de Regio Leeuwarden, daar het in de bedoeling ligt
deze kwestie tevens aan de orde te stellen in een vergadering van de Regio
raad, welke op 14 september 1976 zal worden gehouden.
Standpunt inzake de gemeentelijke herindeling.
Algemene aspecten
Bij gemeentelijke herindeling gaat het primair om het vinden van we
gen, waarbinnen het lokaal bestuur beter kan functioneren. Zou men daarbij
naar draagvlakken streven, die redelijke waarborgen inhouden, dat gemeenten
geheel zelfstandig alle taken die tot het lokaal bestuur behoren kunnen
uitoefenen, dan is ook een aantal van 10.000 inwoners als minimum aan
zienlijk te laag. Hierbij dient echter direct te worden aangetekend, dat de
vorming van nog grotere gemeenten in de Friese verhoudingen, met name op het
platteland, ernstige consequenties zou hebben voor het functioneren van de
lokale democratie. Het contact bestuur - bestuurden, de hoeksteen van de
lokale democratie, zou daarbij in gevaar komen. Afstanden, bevolkingsdicht
heden en historisch gegroeide verhoudingen zullen ons inziens minstens een
even grote rol moeten spelen als het getalscriterium. In dit verband zij nog
opgemerkt, dat het "opdelen" van gemeenten, indien enigszins mogelijk, dient
te worden voorkomen.
Samenvoeging van gemeenten heeft veel meer de voorkeur. Voor de goede orde
zij opgemerkt, dat hierbij eventuele noodzakelijke technische grenscorrec
ties buiten beschouwing worden gelaten.
Ook na een gemeentelijke herindeling, zoals thans wordt voorgesteld,
zullen verschillende taken, die behoren tot de functie van het lokaal be
stuur, niet door de gemeenten zelfstandig kunnen worden uitgeoefend. Deze
taken zullen dan door gemeenten gezamenlijk in regio-verband moeten worden
uitgevoerd. In de V.N.G.-brochure "Sterke gemeenten in de nieuwe provincies"
worden deze regio-verbanden aangeduid als hulpstructuren. Daarvoor is een
herziening van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen noodzakelijk.
Samenvattend kan worden gezegd, dat plannen voor gemeentelijke herin
deling zullen moeten worden bezien in het meer algemene kader van de reor
ganisatie van het binnenlands bestuur. Er zal voorzichtig moeten worden ge
handeld met het getalscriterium en nauwkeurig moeten worden gewogen met de
andere herindeling verbonden aspecten.