ambtelijke deskundigen; G. Fuijkschot, hoofd secretarie-afdeling E.B.O.; P.P. de Jong, gemeentesecretaris, tevens lid dagelijks bestuur van het CEVAN; mr. W.J.G. Reumer, loco-secretaris, tevens voorzitter van de werkgroep Automatisering van de Bevolkings administratie secre taris ars. E.J. Overkamp, medewerker van de secretarie-afdeling E.B.G en tevens medesamensteller van het rapport "Automatisering van de Bevolkingsadministra tie" Bevindingen van de commissie. De taak van de commissie was in concreto te onderzoeken in hoe verre de aan de automatisering van de bevolkingsadministratie verbonden aspecten in botsing zouden kunnen komen met de belan gen van de privacy van de burgers. De omstandigheid, dat tot nu toe een wettelijke regeling ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer is uitgebleven, heeft uiteraard de opdracht van de commissie bemoeilijkt. Een aanknopingspunt voor haar onderzoek vormde echter het in 1974 door de Staatscommissie-Koopmans uitgebrachte Interim rapport Privacy en persoonsregistratie. Deze staatscommissie had bij haar instelling in 1972 de taak gekregen advies uit te brengen over de vraag, welke wettelijke of andere maatregelen wenselijk zijn ter bescherming van de persoonlijke levens sfeer, in verband met het gebruik van geautomatiseerde regi stratiesystemen voor persoonsgegevensalsmede over de vraag in hoeverre het wenselijk is deze maatregelen mede van toe passing te doen zijn op andere persoonsregistraties, met name indien daaruit gegevens aan derden worden verstrekt. Hoewel het uitgebrachte interim-rapport nog vele vragen op roept komt de staatscommissie-Koopmans tot een aantal conclu sies, welke in het kort als volgt is samen te vatten: a. Iedere databank met persoonsgegevens mag slechts functio neren met een vergunning. Daaronder vallen ook overheids- databanken. b. Iedere databank moet over een reglement beschikken, waar in onder meer vastgelegd wordt: 1. doel van de registratie; 2. categorie van personen, waarover gegevens worden opge nomen 3. welke soorten van gegevens worden opgenomen; 4. welke categorieën van personen en instellingen van deze gegevens kennis kunnen nemen; 5. welke maatregelen zijn genomen om verouderde gegevens te verwijderen; 6. op welke wijze een inzagerecht wordt gerealiseerd. c. Iedere vergunninghouder moet worden geregistreerd in een openbaar register. Elk persoon kan in dat register dus na gaan, waar en welke gegevens over hem of haar zijn vastge legd. d. Iedere databank krijgt de verplichting vast te leggen aan wie en welke gegevens over een persoon aan derden zijn ver strekt (protocolplicht). -3- e. Elk individu krijgt het recht van kennisneming van gegevens, die over hem of haar in een bepaald registratiesysteem zijn opgenomen en kan - desnoods met behulp van de rechter - aan vulling of correctie c.q. verwijdering van verouderde ge gevens verlangen. Daar de commissie-Koopmans zich realiseerde, dat het nog wel geruime tijd zou duren voordat een wettelijke regeling, waar bij bovengenoemde conclusies zouden worden verplicht gesteld, tot stand zou komen, heeft zij in haar rapport een beroep ge daan op alle betrokkenen om in afwachting van de wettelijke voorziening de problemen, die verbonden zijn aan de bescher ming van de persoonlijke levenssfeer zelf onder ogen te zien en zonodig daaromtrent zelf voorzieningen te treffen. Gehoorgevend aan deze oproep van de commissie-Koopmans heeft de Ministerraad inmiddels richtlijnen vastgesteld met betrek king tot persoonsgegevens in geautomatiseerde systemen bij de rijksoverheid. Voor iedere geautomatiseerde registratie bin nen de centrale overheid, waarin persoonsgegevens zijn opge nomen, moet een reglement worden vastgesteld. Tevens is aan gegeven aan welke eisen een dergelijk reglement moet voldoen. De gestelde eisen sluiten in grote lijnen aan bij de conclu sies van het rapport-Koopmans De commissie ad hoe uit de Raad heeft deze stukken nader be studeerd en is aan de hand van de opgestelde riiksregeling nagegaan in hoeverre voor wat betreft de bevolkingsadministra tie reeds bij de gemeentelijke overheid regelen van kracht zijn, die de belangen van de burgers bi.i een bescherming van de privacy waarborgen en ook hoe het overheidstoezicht op de na leving van deze regelen is vastgelegd. Daarbij kwam zij tot de conclusie dat voor wat betreft de con ventionele, dus nog niet geautomatiseerde bevolkingsboekhou ding,reds een behoorlijke bescherming van de persoonlijke le venssfeer aanwezig is. Bij de uitoefening van haar taak op het terrein van de bevolkingsboekhouding heeft het gemeentebestuur n.l. te maken met het Besluit bevolkingsboekhouding, dat dui- aelijk en uitvoerig voorschriften geeft over het aanlengen, in richten, bijhouden en bewaren van bevolkings- en verblijfsre gisters en verder over het doen van de daarvoor vereiste opga ven en het verstrekken van inlichtingen uit de registers. Zo bepaalt het Besluit bevolkingsboekhouding onder meer: 1. Over welke categorieën van personen de bevolkingsboekhou ding gegevens mag bevatten; welke gegevens voor elke cate gorie personen ten hoogste mogen worden opgenomen en in welke gevallen opgenomen gegevens worden verwijderd. 2. Aan welke personen en instellingen gegevens uit de bevol kingsboekhouding, welke in beginsel geheim zijn, mogen worden verstrekt èn welke gegevens ten hoogste mogen wor den verstekt. Daarbij wordt overigens onderscheid gemaakt tussen inlich tingen, die bestemd zijn voor een ambtelijk doel (C.B.S. enz.) of ter uitvoering van wettelijke bepalingen en overi ge gegevens. Ambtelijke inlichtingen kunnen n.l. alle omtrent een per soon in het bevolkingssysteem vastgelegde gegevens bevat ten. De overige gegevens mogen slechts bestaan uit een be perkt aantal (in het algemeen niet meer dan de naam, voor naam, geboortedatum en adres). Ambtelijke inlichtingen moeten overigens ingevolge het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1976 | | pagina 60