II—15-1
PAR. 15. OVERIGE UITGAVEN EN INKOMSTEN.
A. Algemeen.
Tot deze beleidssector behoren de uitgaven en inkomsten die niet
tot andere beleidssectoren kunnen worden gerekend.
Onder de uitgaven komen posten voor, waarvan niet bekend is tot
welke beleidssector(en) ze zullen gaan behoren. Zolang de functionele
bestemming nog niet bekend is worden de uit te geven bedragen in de
vorm van stelposten in beleidssector 15 geraamd.
De onder de inkomsten voorkomende algemene uitkering uit het gemeente
fonds en de onroerend-goedbelastingen staan tegenover de nadelige
saldi van de andere beleidssectoren.
B. Toelichting per volgnummer.
Toezicht op en invordering van plaatselijke belastingen (volgnr. 608).
Het verschil tussen de ramingen voor 1977 en 1978 houdt verband met
de stijging van het salarispeil. Op deze post worden de kosten van
controle op de vermakelijkheidsbelasting geraamd. Aangezien de ver-
makelijksheidsbelasting ingevolge wettelijk voorschrift met ingang
van 1979 vervalt komt deze uitgaaf dan ook te vervallen.
Kosten invordering onroerend-goedbelastingen (volgnr. 614)»
De uitgaven bestaan uit:
kapitaallasten kosten invoering onroerend-goedbelastingen 291.000,
kosten CEVAN, invordering door het rijk en bijhouden
onroerend-goedadminisatie 88*?000
Het is nog steeds niet bekend hoeveel de totale jaarlijkse kosten zullen
gaan bedragen. Ook voor 1978 en volgende jaren wordt van de veronder
stelling uitgegaan dat deze kosten afgezien van de kapitaallasten
ongeveer 6van de opbrengst van de onroerend—goedbelastingen zullen
bedragen.
De opbrengst voor 1978 wordt geraamd op 13*617*000,Daarom is
voor kosten CEVAN enz. 6^% van 13*617*000,885*105» geraamd.
De hogere ramingen voor de jaren 1979 "t/m 1982 houden verband met
een stijging van de totaalsom der grondslagen als gevolg van nieuw
en verbouw enz.
De kosten van de invoering van de onroerend-goedbelasting zijn in
1979 afgeschreven. In verband hiermede vindt met ingang van 1980
een belangrijke vermindering van de lasten plaats wegens het
Totaal
Geraamd op hoofdstuk II (personeelskosten)
Blijft ten laste van hoofdstuk XI, par. 1
ƒ1176.000,—
230.000,—
946^.000^--