- 4 -
Inzicht in de financiële consequenties van de doelstellingen biedt de
nota niet, hoewel reeds in de Orënteringsnota werd gesteld (pag. 5),
dat de volgende deelnota's van de Derde Nota ook daarop gericht zouden
zijn. Wel wordt gesteld, dat uitbreiding van de financiële middelen
ternauwernood mogelijk zal zijn. Een algemeen probleem, waarop de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten in haar reactie op de Oriënterings
nota heeft gewezen, is het probleem van de handhaving van het beleid.
De nadere bestudering hiervan, die ons geboden leek, heeft bij ons weten
niet plaatsgehad.
Al met al is dit een heel ander beeld t.a.v. het instrumentarium dan de
nota oproept.
IV. Beleidsuitspraken hoofdstuk 6
6.1. Met de hier geformuleerde algemene lijnen van het beleid kunnen
wij ons verenigen.
6.2. De Nota onderscheidt voor de uitwerking van het beleid vijf
categoriën van gebieden:
a. Gebieden met als hoofdfunctie landbouw.
b. Gebieden met afwisselend landbouw en andere functies in grotere
ruimtelijke eenheden.
c. Gebieden met afwisselend landbouw, natuur en andere functies in
kleinere ruimtelijke eenheden.
d. Gebieden met als hoofdfunctie natuur.
e. Gebieden binnen de stedelijke invloedssfeer.
Wij achten deze systematiek van zonering een praktisch en bruikbaar
hulpmiddel
De onderbrenging van het gebied van de regio Leeuwarden - grotendeels
in zone a, voor het overige in zone b - lijkt ons juist. Met de in 6.2.1.
en 6.2.2. geformuleerde doelstelling voor het ruimtelijk beleid
- primaat voor de landbouw, grotendeels scheiding, incidenteel verweving
van functies - stemmen wij in.
De indeling in zones dient ons inziens als indicatief beschouwd te
worden.
Aan de lagere overheid dient de beleidsmarge te worden gelaten de aan
gegeven grenzen geargumenteerd te verschuiven; concretisering moet
plaats vinden in streekplan en bestemmingsplan.
6.3. Verwezen wordt naar het opgemerkte onder 6.9.
6.4. Voorzieningenbeieid.
Voor de leefsituatie in de landelijke gebieden zijn het niveau en de
spreiding van de voorzieningen een belangrijke factor. De mogelijk
heden tot instandhouding van voorzieningen zijn veelal afhankelijk
van het aantal personen dat er gebruik van maakt, aldus de Nota.
De provinciale besturen kunnen in principe uit drie beleidslijnen
kiezen, die overigens ook naast of gecombineerd met elkaar gehan
teerd kunnen worden:
- zoveel mogelijk in stand houden van het beperkte aantal voor
zieningen voor dagelijkse behoeften in alle kernen;
- behoud van de 'dagelijkse' voorzieningen in kleinere verzorgings
kernen, al dan niet met mobiele voorzieningen;
- concentratie van voorzieningen voor dagelijkse en niet dagelijkse
behoeften in een beperkt aantal grotere verzorgingskernen.
bel ei 4_t_.a_.v_._de_bevolki.ngs toeneming
Welke keuze hierboven ook gemaakt zal worden, duidelijk is, dat deze in
ieder geval za.1 moeten sporen met het beleid dat t.a.v. de bevolkings
groei zal worden gevoerd.
Daarover geeft de Nota voor gebieden als het onze de volgende beleids
lijnen:
- de eigen groei van de bevolking op te vangen en een in overleg met de
provinciale besturen vast te stellen matig vestigingsoverschot te
verwezenlijken.
Deze vestiging mag niet ten koste gaan van centrale kernen in of nabij
een gebied.
- een provinciaal beleid te doen vaststellen, gericht op concentratie of
spreiding over de kernen van de bevolkingstoeneming.
Wij achten het feit dat hier aan het provinciaal beleid de vrijheid
wordt gelaten om een beleid van concentratie of van spreiding te voeren
van grote positieve waarde. De provincie zal ons inziens op haar beurt
tot formulering van dit beleid moeten komen in nauw overleg met de
- in regioverband samenwerkende - gemeenten.
Voor het overige wijzen wij op hetgeen onder algememopmerkingen'
hierboven werd opgemerkt.
Beschouwen wij het feit, dat voor ons gebied het bevolkingsbeleid niet op
rijks- doch op provinciaal niveau wordt gevormd duidelijk positief, de
nuchterheid gebiedt ons op te merken, dat ook de Nota geen bruikbare
handleiding geeft voor de vraag wat er moet gebeuren in een gebied waarin
een te verstedelijken stad omgeven wordt door kernen met een kwetsbaar
voorzieningenpeil terwijl de bevolkingsgroei bovendien gering is.
6.5. De maatregelen ter bevordering van de concentratie van intensieve
vormen van openluchtrecreatie in en rond de stedelijke gebieden, zoal
omschreven in 6.5.1. zijn van betekenis voor de situatie in en om
Leeuwarden. Geconstateerd kan worden, dat deze maatregelen parallel
lopen met het beleid dat terzake reeds wordt gevoerd.
6.9. Hoewel wij kunnen instemmen met de uitgangspunten, die in deze
paragraaf worden geformuleerd, valt ons op dat een afweging ont
breekt tegen andere aspecten van beleid zoals werkgelegenheid,
inkomensniveau e.d.
Ons inziens is het zeer noodzakelijk hier een duidelijke afweging
met andere belangen in te bouwen zodat discussie en bijstelling
mogelijk blijft.
Voorstellen:
Wij stellen U samenvattend voor:
1 Onze opmerkingen ten aanzien van de Nota Landelijke Gebieden te onder
schrijven.
2. De deelnemende gemeenteraden daarvan in kennis te stellen.
3. Het provinciaal bestuur op de hoogte te stellen van Uw standpunt en te
verzoeken de gemaakte opmerkingen te onderschrijven.
4- De opmerkingen bij de Nota Landelijke Gebieden als inspraakreactie in het
kader van de Planologische Kernbeslissingenprocedure ter kennis te
brengen van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Het dagelijks bestuur van de Regio
Leeuwarden
J.S. Brandsma Voorzitter.
P.H. Starreveld, Secretaris (wnd.)