64,gelezen respectievelijk 50,50, 39,50, 39,50, 50,50
en 67,25.
VIII. In onderdeel H wordt voor 0,65 en 1,30" gelezen respec
tievelijk 0,70 en 1,35.
Artikel II.
In artikel 4 wordt voor 48,37,50, 57,50, 48,en
Artikel III.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1978.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.
"Stichting Fonds Universitaire Vestiging Friesland".
Bijlage no. 414» Leeuwarden, 27 oktober 1977»
Aan de gemeenteraad.
In het kader van het van start gaan van het "Sociaal Hoger Onder
wijs Friesland" (SHF), waarmede een perspectief is geopend op een
begin van een instelling voor hoger of wetenschappelijk onderwijs,
heeft een werkgroep de mogelijkheden onderzocht om middelen bijeen
te brengen, die de verdere ontwikkeling van dat onderwijs zal kunnen
ondersteunen en bevorderen.
In deze werkgroep hadden naast het provinciaal bestuur en het Sociaal
Hoger Onderwijs Friesland namens de gemeente Leeuwarden de Burgemeester
en de Wethouder van Onderwijs zitting.
De werkgroep staat de oprichting voor ogen van een fonds ter bevorde
ring en verdere ontwikkeling van universitair en daarmee samenhangend
hoger onderwijs in Friesland, een figuur die vergelijkbaar is met een
Universiteitsfonds
Met de instelling van dit fonds worden de navolgende doelstellingen
beoogd:
1e. de bevordering van het functioneren van het SHF en andere instel
lingen in de sfeer van het universitair en daarmee samenhangend
hoger onderwijs;
2e. de bevordering van de wetenschapsbeoefening;
3e. het tot ontwikkeling brengen van nieuwe initiatieven op het gebied
van het hoger en in het bijzonder het wetenschappelijk onderwijs
in Friesland.
Over elk van deze punten geven wij een korte toelichting.
ad 1e. de bevordering van het functioneren van het SHF en andere
instellingen in de sfeer van het universitair en daarmee
samenhangend hoger onderwijs.
Uiteraard wordt er van uitgegaan, dat de onderwijsinstellingen worden
gefinancierd uit de rijksbegroting, Er zijn echter behoeften, die daar
door niet of niet tijdig kunnen worden gedekt, terwijl zij toch belang
rijk zijn voor het goed functioneren van het onderwijs.
Hiertoe behoorde oorspronkelijk vooral het verschaffen van studietoe
lagen aan behoeftige, begaafde studenten, waarvoor de universiteits
fondsen in eerste instantie zijn gesticht, maar waarin nu door lande
lijke regelingen wordt voorzien.
Nog steeds van belang zijn allerlei bescheiden aanvullende voorzieningen,
die het onderwijs en de studie in hoge mate kunnen bevorderen: deel
neming aan conferenties, organisatie van studiedagen, algemene vormings
activiteiten buiten het strikte programma, studentenactiviteiten, hulp
middelen speciaal voor de onderwijsvernieuwing enz.
Het tot standkomen van deze aanvullende voorzieningen heeft voor de
vestiging te Leeuwarden om twee redenen een bijzondere urgentie. Ten
eerste moet men er rekening mee houden, dat in een stad als Leeuwarden
bepaalde voorzieningen ontbreken, die een universiteitsstad wel heeft.
Men kan hierbij denken aan eettafel, huisvesting, gezondheidszorg,
sport, studium generale, overigens zonder zich op een van deze punten
vast te leggen.