In 1971 verscheen het rapport Priemus, een woningmarktonderzoek dat erop
- 2 -
Daarin wordt ondermeer gesteld: Zolang er een algemeen tekort is, richt
de vraag zich op "huisvesting"; naarmate het tekort verdwijnt en er
voor de vragers meer keuzemogelijkheden ontstaan gaan zij bepaalde
woningen vragen. Indien de produktie deze groeiende differentiatie in
de vraag niet volgt, ontstaan snel tekorten - en overschotten - op de
deelmarkten van de woningmarkt. Naarmate het tekort verdwijnt, wordt
de beschikbare voorraad naar omvang, maar vooral ook naar samenstelling
een toenemend belangrijke factor in de raming van de gewenste bouwpro
ductie.
Woningbouwbeleid moet marktgericht zijn. (pag. 5)«
x
2Het Woningbouwbeleid in Leeuwarden.
2.1. Ontwikkeling.
Bovenstaande algemene karakteristieken zijn ook op het beleid van
Leeuwarden van toepassing.
In 1962 is door de Stichting Het Nederlands Economisch Instituut een
rapport uitgebracht over de toekomstige woningbehoefte in Leeuwarden.
Onderzocht is de gewenste differentiatie naar het aantal vertrekken van
te bouwen woningen.
Er was immers te weinig ruimte om te wonen hetgeen zich o.a. manifesteer
de in een hoog gemiddelde van de woningbezetting.
gericht was de wensen, behoeften en mogelijkheden van de bewoners te
peilen.
Duidelijk stond voorop, dat niet alleen van belang was de vraag hoeveel
er gebouwd moet worden, maar ook wat er gebouwd moet worden. "Leeuwarden
staat voor de opgave om, naast de woningwetsectorin de andere finan-
cieringssektoren en het eigen woningbezit interesse te vinden om het
productieniveau omhoog te stoten naar een peil dat uitzicht biedt op
een oplossing van de kwantitatieve en kwalitatieve woningnood" (pag. 45)
In 1976 kwam het rapport gereed van de Nationale Woningraad inzake het
woningmarktonderzoek Camminghaburen. Dit onderzoek was geheel gericht op
kwalitatieve aspecten van de woningmarkt zoals het wervend karakter van
Camminghaburen, de gewenste differentiatie van de woningbouw en de relatie
woning-woonomgeving.
x In deze nota wordt de accentverlegging van nieuwbouw naar vernieuwbouw
en de daarmee samenhangende democratiseringstendenzen buiten beschouwing
gelaten.
- 5 -
2.2. Beleidsombuigingen.
Als voornaamste veranderingen in het woningbouwbeleid moeten beschouwd
worden:
1. de verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit. Daarmee hangt samen
dat bouwprogramma's moeten worden afgestemd op behoeften, dus markt
gericht moeten zijn.
2. Een straffer beleid m.b.t. de verstedelijkingspatronen mede om de
suburbanisatie in goede banen te leiden.
Beide aspecten dienen in het toekomstig woningbouwbeleid tot uitdrukking
te worden gebracht. Zij houden ook een duidelijke taakstelling in.
Onmisbaar voor een beleid op gemeentelijk niveau dat gericht is op het
bereiken van een evenwichtig gevarieerde woonvoorziening en bevolkings
samenstelling in de toekomst, is onderzoek en inventarisatie. Daarbij kan
onderscheid gemaakt worden tussen een lange-termijn-programma met een
overwegend kwantitatief karakter en korte-termijn-programma's als grond
slag voor planvoorbereiding, met een kwalitatieve inslag: aantallen per
sector, grootte en type van woningen, bestemming voor specifieke groepen
uit de bevolking e.d.
3. Uitgangspunten van toekomstig beleid.
3.1. Kwantitatieve aspecten.
3.1.1. Bevolkingstoename
a. Natuurlijke aanwas.
De ontwikkeling van de natuurlijke aanwas vertoont in Leeuwarden
sinds 1970 een sterkere daling dan het landelijk cijfer. Dit wordt
zowel veroorzaakt door een sterkere daling van het geboortecijfer
als door een hoger sterftecijfer. De oorzaken van een en ander zijn
gelegen in de bevolkingssamenstelling van Leeuwarden. (Zie tabel 2).
De leeftijdscategorie van 0-4- jarigen raakt steeds verder achterop
bij het landelijk gemiddelde, terwijl de omliggende gemeenten duide
lijk daarboven liggen. De ontwikkeling in de jongste leeftijdsgroep
hangt vooral samen met die van de categorie 25-39 jarigen.
(Huwelijksvruchtbaarheidcategorie)Voor de omliggende gemeenten
vindt een toename plaats vooral als gevolg van de suburbanisatie
vanuit Leeuwarden naar de omliggende gemeenten. (Zie tabel 4). In
Leeuwarden is deze categorie nauwelijks toegenomen. (Zie tabel 2).