- 4
Het hogere sterftecijfer van Leeuwarden is te verklaren uit het nog
steeds stijgende percentage van de categorie 65+, welk percentage
aanzienlijk boven het landelijk gemiddelde ligt.
In 1976 was het geboortecijfer in Leeuwarden 11,4^/00 tegenover
Nederland 12,9^/00 en het sterftecijfer 9»1^/00 respectievelijk
8,3°/00.
Voor de toekomst moet rekening gehouden worden met een ombuiging van
de migratie-ontwikkeling vanwege de kernfunctie van Leeuwarden binnen
Friesland en de taak van Leeuwarden binnen de regio. E.e.a. zal, zij
het op lange termijn, van invloed zijn op de bevolkingssamenstelling
en daarmee ook op het cijfer van de natuurlijke aanwas. Tot 1985 kan
dan ook uitgegaan worden van een natuurlijke aanwas van gemiddeld
25°/00
per jaar ofwel 200 personen per jaar.
b. Migratie en suburbanisatie.
Vanaf 1969 vertonen de omliggende gemeenten een versterkte bevolkings
toename. Het vertrekoverschot vanuit Leeuwarden naar deze buurgemeen
ten bedroeg tussen 1-1-1970 en 1-1-1977 circa 5-800 personen.
(Zie tabel 3).
Zoals hierboven opgemerkt, betreft het vooral gezinnen met kinderen.
In 1975 heeft zich mede door een voortgaande daling in deze vertrek-
cijfers en de komst van Rijksgenoten uit Suriname weer een positief
migratiesaldo voorgedaan. In 1976 was echter weer sprake van een
negatieve ontwikkeling. Met name de twee belangrijke leeftijds-
categoriën 0-4 en 25-39» welke laatste in sterke mate de eerste be
paalt, laten weer een hogere vertrekscore zien. (Zie tabel 4)- Hit
migratie-onderzoeken blijkt, dat de voornaamste redenen om te ver
trekken, zijn gelegen in onvrede met de woning en met het woon- en
leefklimaat. Dit houdt in, dat Leeuwarden momenteel nog onvoldoende
wervend karakter heeft in haar woningaanbod (zie tabel 5)-
Leeuwarden zal door een wervend woningbouwbeleid niet alleen het ver
trekoverschot naar de buurgemeenten moeten terugdringen, maar ook op
migranten van buiten de regio Leeuwarden aantrekkingskracht uitoefenen.
Binnen deze taakstelling moet uitgegaan worden van een stijgend
positief migratiesaldo tot 7°/00 a 8°/00 per jaar.
Op basis van het gesteld onder a en b zal de bevolkingstoename van
Leeuwarden kunnen stijgen met 0,5% per jaar in 1978 tot 1% per jaar
in 1981 en verder. (Zie tabel 8).
- 5 -
.1.2. Gemiddelde woningbezetting.
De gemiddelde woningbezetting is van grote invloed op het benodig aantal
woningen. Yanaf het moment dat de woningmarkt wat meer ruimte liet, kon
in de behoefte van bijzondere bevolkingsgroepen beter worden voorzien.
Deze bijzondere categoriën woningbehoevenden zorgen voor veranderende
vraagpercentageshetgeen tot uiting komt in de gemiddelde woningbezetting
Er zal een toename plaatsvinden van het aantal huishoudens. Het Structuur
schema Volkshuisvesting gaat ervan uit, dat bij een bevolking van 15»2
miljoen in 2000 bijna 60% van de huishoudens uit niet meer dan twee per
sonen zal bestaan. Als verklarende factoren kunnen genoemd worden:
toename van de gemiddelde levensduur, daling van de huwelijksleeftijd,
vermindering van het kindertal per gezin, uitstel van de geboorte van het
eerste kind, toename van zelfstandig wonende jongeren, toename van zelf
standig wonende bejaarden. (Zie tabel 2).
Als gevolg van de verschillende bevolkingsopbouw van stedelijke en niet-
stedelijke kernen kunnen grote verschillen ontstaan in de gemiddelde wo
ningbezetting. In de situatie van Leeuwarden en de randgemeenten blijkt
dit duidelijk. Leeuwarden heeft een gemiddelde woningbezetting die op het
niveau ligt van de drie grote steden. Gezinnen trokken weg uit Leeuwarden
en kleine huishoudens namen hun plaats in. Vanaf 1970 is de gemiddelde
woningbezetting met 0,5 personen gedaald (d.w.z. voor de normale eenge
zinswoning)
Het aantal woningen dat nodig geweest zou zijn om deze daling op te vangen,
bedraagt 4.800. De woningvoorraad in Leeuwarden nam in deze periode toe
met 3-200 woningen. Dit moet als een duidelijke indicatie gezien worden,
dat Leeuwarden onvoldoende woningen gebouwd heeft voor met name bewoners
van normale gezinswoningen. Hiertegenover staat een toename van circa 950
bewoners in bijzondere gebouwen in deze periode, (inrichtingen, opleidings
instituten, serviceflats etc.). Per saldo daalde het totale inwonertal van
Leeuwarden met 3-200 in de periode 1-1-1970 tot 1-1-1977- (Zie tabel 1).
In de randgemeenten heeft zich een tegenovergestelde ontwikkeling voor
gedaan.
Bij een beleid, gericht op het bouwen van aantrekkelijke woningen voor
jonge gezinnen zal de gemiddelde woningbezetting in Leeuwarden langzamer
dalen dan in de jaren 1970-1977-
Uitgangspunt is een daling tot 2.60 in 1987-
3-1.3- De frictieleegstand.
Hieronder moet verstaan worden het percentage van de woningvoorraad dat in
verband met de mobiliteit van de bewoners leeg staat. Het landelijk ge
middelde wordt gesteld op 2,5% van de voorraad. In de nota woningbouw
beleid 1976 wordt voor Leeuwarden uitgegaan van een administratieve leeg
stand van 1000 woningen (2,5% a 3%)- Onderzocht wordt hoe meer exacte