WIJZE VAN HEFFING.
Artikel 5-
1. De onder de rubriek--nummers 1, 2, 3» 4» 5» 6» 7 en 8/9 van de tarieven-
tabel vermelde rechten, met uitzondering van de nummers 23, 40, 41, 42,
44, 51, 52, 70 sub a 2, b 2 en c 2 en 92, worden geheven bij wege van
cLcLïl S1
2. a. De onder de nummers 01, 02, 03, 04, 23, 40» 41» 42, 44» 51» 52, 70
sub a 2, b 2, c 2 en 92 vermelde rechten worden geheven door middel
van een gedagtekende nota.
b. Het verschuldigde bedrag wordt in de nota vermeld.
c. Burgemeester en Wethouders stellen het model van de nota vast.
TARIEF.
Artikel 6.
1Het recht voor de volgens artikel 1 belastbare feiten wordt berekend
aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel
2. Belastingaanslagen beneden 10,worden niet opgelegd.
BEREKENING VAN HET RECHT.
Artikel 7.
1Indien de in deze verordening genoemde rechten worden berekend per
eenheid van tijd, hoeveelheid of afmeting, worden gedeelten daarvan
voor een geheel gerekend.
2. Bij het plaatsen, uithangen of uitspreiden van goederen of van voor
werpen van welke aard ook, op of boven openbare grond of openbaar
water, zomede bij letterreclamewordt de ruimte tussen die goederen,
voorwerpen en letters mede geacht in gebruik te zijn genomen.
DUUR BELASTINGPLICHT.
Artikel 8.
Degene aan wie vergunning is verleend tot het gebruik van de in
artikel 1 bedoelde bezittingen, werken of inrichtingen of het hebben van
voorwerpen, wordt voor de toepassing van deze verordening geacht dit ge
bruik dan wel genot tot het hebben van voorwerpen onder, op of boven
gemeentegrond- of water voor de openbare dienst bestemd,te hebben, zolang
de vergunning niet op zijn schriftelijk verzoek is ingetrokken.
VRIJSTELLINGEN.
Artikel 9«
De rechten worden niet geheven:
1. van voorwerpen, werken of inrichtingen die aan de gemeente toebehoren
of bij haar in gebruik zijn;
2. van voorwerpen of werken, welke door of vanwege het rijk en de provin
cie voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, zijn aange
bracht of geplaatst;
- 5 -
3. voor het gebruik van openbare gemeentegrond of gemeentewater ten
behoeve van bouwwerken, welke voor rekening van de gemeente worden
gebouwd, verbouwd of hersteld en door haar worden of zullen worden
gebruikt;
4. van door het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie
aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen en
andere niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;
5. van buitenbrievenbussen, welke voldoen aan de in artikel 9a van het
Postbesluit 1955 vereiste normen omtrent de plaats, de afmetingen
en andere hoedanigheden van inrichtingen, bestemd voor het ontvangen
van poststukken;
6. voor versieringen, aangebracht tijdens en ter gelegenheid van natio
nale- of plaatselijke feesten, winkelweken en dergelijke;
7. voor het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de A.N.W.B.
en van andere overeenkomstige instellingen;
8. voor het hebben van halteborden welke op de routes van openbare
vervoersbedrijven zijn geplaatst;
9. voor het hebben van borden, masten, palen e.d., welke in verband met
de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;
10. van kelderingangen, licht- en luchtopeningen en of stoeptreden, welke
in en/of op aan de gemeente om niet of tegen betalingen van ten hoog
ste ƒ1,afgestane grond aanwezig waren op het tijdstip van over
dracht;
11. voor het hebben van een onverlicht naambord boven de openbare gemeente-r
grond, mits de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,60 m en het
bord niet meer vermeldt dan de naam, het beroep of de aard van het
bedrijf - eventueel aangevuld met enige zakelijke mededelingen hierop
betrekking hebbende, waarmede geen reclame wordt beoogd - van respec
tievelijk de persoon, instelling of onderneming, gevestigd in het
perceel, waaraan het bord is aangebracht;
12. van vlaggestokken en vlaggen zonder reclame of handelsnaam;
13. van buizen in de grond tot lozing van faecaliën, van huishoud- en
hemelwater;
14- van luifels en overdekkingen, behorende bij wijkwinkelcentra;
15. van voorwerpen of werken, welke in een uitsluitend algemeen belang
voorzien of welke uitsluitend worden gebezigd voor weldadige doel
einden;
16. van voorzieningen, aangebracht ten behoeve van minder-validen voor
zolang het gebruik door de aanvrager duurt;
17. van geleidingen ten behoeve van wijk- of blokverwarmingssystemen
(wijkvoorzieningen)
18. van voorwerpen of werken, waarvoor krachtens een andere gemeentelijke
heffingsverordening reeds rechten zijn verschuldigd.
ONTHEFFING.
Artikel 10.
Wanneer in deze verordening het recht alleen is vastgesteld voor een
jaar, wordt, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar
wordt beëindigd, ontheffing verleend over zoveel twaalfde gedeelten van
het recht, als na het tijdstip van beëindiging van de belastingplicht nog
volle kalendermaanden in het belastingjaar overblijven.
3. Wanneer in deze verordening de rechten alleen zijn vastgesteld voor
een jaar, wordt, indien de belastingplicht in de loop van het belasting
jaar aanvangt, het recht geheven over zoveel twaalfde gedeelten van het
tarief als na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalender
maanden in het belastingjaar overblijven.
4. De belastingaanslagen worden afgerond op hele guldens naar beneden.