- 2 -
enkele afleverzuil voor L.P.G., opgesteld op twee pompeilanden
met elk één lichtmasto
De installatie zou worden opgericht op een van de gemeente aan
gekocht terrein aan het Mariahof, in de wijk OldegalileënDeze
transactie vond plaats naar aanleiding van het aankopen door de
gemeente van enkele percelen van de Ruiter, zulks op basis van ver
plaatsing van het oliebedrijf van de Ruiter,
III Motivering van Burgemeester en Wethouders voor het aanhouden van
de beslissing op het verzoek om bouwvergunning.
In het bestreden besluit stellen Burgemeester en Wethouders,
dat voor het gebied uitsluitend de Bouwverordening geldt en dat
de te bouwen installatie aan de daarin gestelde eisen voldoet. Er
is derhalve uit dien hoofde geen grond tot weigering. Voor het ge
bied 'waarbinnen de installatie zou worden gebouwd geldt evenwel een
voorbereidingsbesluitals bedoeld in artikel 21 van de V/et op de
Ruimtelijke Ordening, welk besluit is genomen vóórdat het verzoek om
bouwvergunning werd ingediend. In verband hiermede moest ingevolge
artikel 50, lid 2, van de Woningwet, de beslissing op de bouwaanvrage
worden aangehouden totdat het voorbereidingsbesluit is vervallen, c.q.
de termijn bedoeld in artikel 25 van de Wet op de Ruimtelijke Orde
ning is overschreden (d.i. het niet tijdig beslissen omtrent de vast
stelling van een bestemmingsplan nadat het ontwerp-plan ter inzage
heeft gelegen), danwel een bestemmingsplan voor het betreffende gebied
onherroepelijk is goedgekeurd.
In hun advies aan de commissie hebben Burgemeester en Wethouders
nader uiteengezet waarom geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid
om met toepassing van artikel 50, lid 8, van de Woningwet te antici
peren op het toekomstige bestemmingsplan voor dit gebied.
Vereiste voor anticipatie op een toekomstig bestemmingsplan is,
dat een bouwplan in overeenstemming is met het desbetreffende ont-
werp-bestemmingsplan - hetgeen niet het geval was - of dat het college
bereid zou zijn geweest dit verkooppunt alsnog in het ontwerp-bestem-
mingsplan op te nemen»
Tot dit laatste was het college niet bereid. Voor anticipatie op
het toekomstige bestemmingsplan waren derhalve geen reden aanwezigo
Bij het bepalen van dit standpunt hebben Burgemeester en Wethou
ders zich door de volgende overwegingen laten leiden (integraal
overgenomen uit het advies):
"1, Volgens recente jurisprudentie is uit een oogpunt van rechts
zekerheid en vanwege planologische aspecten, grondgebruik in
de vorm van een verkooppunt van motorbrandstoffen alleen toe
laatbaar indien het bestemmingsplan zelf in een desbetreffende
bestemming voorziet,
In zijn vergadering d.d. 3 september 1976 heeft de Raad besloten
"Mariahof e.o, voorkeursmodel" te aanvaarden als uitgangspunt
voor het ontwerpen van het op dit gebied betrekking hebbende deel
van het bestemmingsplan "Oldegalileën". Op deze kaart komt een
verkooppunt van motorbrandstoffen niet voor.
Hoofduitgangpunt is het handhaven van de woonfunctie als belang
rijkste functie en het versterken van het woonmilieu (rehabili
tatie)
Het ligt in de bedoeling, dat voor buiten de woongebieden gelegen
bedrijven binnen bepaalde grenzen ontplooiingsmogelijkheden aan
wezig blijven, zonder dat het woonmilieu daardoor ernstig mag worden
geschaad.
Vestiging van dit verkooppunt zou in deze wijk en dan met name op
de route zuidelijke ontsluitingsweg, de Oldegalileën, Goudenregen
straat extra verkeersbewegingen met zich meebrengen. Op dit mo
ment is nog onzeker welke omvang deze extra verkeersbewegingen
zullen aannemen, aangezien onder meer nog niet bekend is hoe
concurrerend de prijzen van de te verkopen producten zullen zijn.
Gelet op de ongunstige plaats van dit verkooppunt verwachten wij
evenwel, dat deze zeer concurrerend zullen moeten zijn wil men
tot een sluitende exploitatie kunnen komen.
Verder is het zo, dat dit verkooppunt qua grootte de vergelijking
met menig ander verkooppunt goed kan doorstaan.
Het streven van de heer De Ruiter zal er uiteraard op gericht
zijn tot een zo groot mogelijke omzet te komen.
2. De plaats van dit verkooppunt is bijzonder ongunstig te noemen.
De plaats ligt achteraf aan een doodlopende en niet gemakkelijk
bereikbare straat. Het doorgaande verkeer passeert op vrij grote
afstand. Van die kant zijn dan ook geen potentiële klanten te
verwachten. Dit verkooppunt zal het moeten hebben van doelge
richte klanten.
3. In dit stadsdeel bestaat geen behoefte aan nog een verkoop
punt van motorbrandstoffen. Zoals U bekend is, voert het gemeen
tebestuur voor wat betreft de vestiging van verkooppunten een
restrictief beleid. Verkooppunten zijn in de regel gekoppeld aan
een garagebedrijf of aan ee.n quick-service-station. Noch in het
verleden, noch bij het behandelen van het door de heer De Ruiter
ingediende verzoek om bouwvergunning bestond dan ook aanleiding
dit verkooppunt in het ontwerp-bestemmingsplan op te nemen. Er is
dan ook besloten de stedebouwkundige visie, zoals die is neerge
legd in tek. nr. 15-38 en naderhand met betrekking tot de woning
bouw is uitgewerkt in tek. nr. 15~39a onverkort te handhaven"0
IV Motivering van Burgemeester en Wethouders van de weigering van de
vergunning ingevolge artikel C14 van de Algemene Politieverordening.
Ingevolge artikel C14 van de A.P.V. is het verboden zonder ver
gunning van Burgemeester en Wethouders op of aan een weg - niet zijnde
een rijks- of provinciale weg of een secundaire weg in de zin van
het wegenreglement Friesland - een benzine- of andere pomp, een lucht-
of watermantel of een soortgelijk toestel te plaatsen, te hebben,
uit te breiden of te exploiteren. Een dergelijke vergunning mag
alleen en moet worden geweigerd indien de installatie op de aangege
ven plaats onder meer:
a. ernstig gevaar voor de veiligheid van het verkeer zou doen ont
staan;
b. voor omwonenden en andere gebruikers van nabijgelegen percelen on
toelaatbare overlast zou doen ontstaan.
In de brief van 8 juli 1977 aan de heer de Ruiter motiveerden
Burgemeester en Wethouders de weigering van de vergunning ex artikel
C 14 van de A.P.V. met de mededeling, dat het stichten van een ver
kooppunt van motorbrandstoffen de hierboven onder a. en b. omschreven
gevolgen met zich mee zou brengen.
In hun advies aan de commissies werd dit nader uiteengezet als
volgt
"Wij hebben overwogen, dat de aanwezigheid van dit verkooppunt ter
plaatse, in de niet erg brede aan- en afvoerstraten extra gemotori
seerd verkeer met zich zal brengen.
Wij zijn nog steeds van mening, dat hierdoor ernstig gevaar voor
de veiligheid van het verkeer ontstaat, zowel voor de voetgangers
(waarbij spelende kinderen een categorie vormen, die in het bijzon
der gevaar loopt), voor de fietsers, alsmede voor het reeds aanwezige
gemotoriseerde verkeer in deze straten.
Verder waren wij van mening, dat het extra verkeer, tezamen met het