- 4 - - 5 - Artikel 9. Aanvullen van gegevens nodig voor aanvraag. 1Indien de aanvraag of de daarbij behorende bescheiden niet voldoen aan het bepaalde bij de artikelen 6 en 7 wordt de aanvrager in de gelegen heid gesteld binnen twee weken de aanvraag of bescheiden aan te vullen of te verbeteren. 2. Indien de aanvrager niet voldoet aan een uitnodiging als bedoeld in artikel 8 of geen gebruik maakt van de gelegenheid, bedoeld in het voorgaande lid, kunnen burgemeester en wethouders hem in de aanvraag niet-ontvankelijk verklaren. 3. Een beschikking als bedoeld in het tweede lid is met redenen omkleed en wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis van de aanvrager gebracht. Artikel 10. Behandeling aanvraag om vergunning. 1. Tenzij Burgemeester en Wethouders op grond van artikel 14» eerste lid, van mening zijn dat de vergunning behoort te worden geweigerd, treden zij over de aanvraag zo spoedig mogelijk nadat de aanvraag is ontvangen, in overleg met de beheerder onder overlegging van de aanvraag en alle daarop betrekking hebbende bescheiden. 2. Burgemeester en Wethouders beschikken op de aanvraag binnen vier maanden na het indienen van de aanvraag. 3. Indien met het oog op het geheel of gedeeltelijk inwilligen van de aanvraag een wijziging of aanvulling van een aan de gemeente verleende vergunning voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, noodzakelijk is, dienen burgemeester en wethouders binnen een maand nadat de aanvraag is ingekomen een daartoe strekkend verzoek in bij de beheerder. Van de indiening geven zij kennis aan de aanvrager van de vergunning. Burgemeester en Wethouders beschikken, voor zoveel nodig in afwijking van het bepaalde in het voorgaande lid, binnen een maand na het onher roepelijk worden van de beslissing van de beheerder. 4. Burgemeester en Wethouders kunnen hun beschikking eenmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. Van hun besluit tot verdaging doen zij vóór afloop van de in het tweede lid, dan wel in het derde lid, genoemde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager en aan de beheerder. 5. Bij de vergunning wordt een gewaarmerkt exemplaar van de op de ver gunning betrekking hebbende tekeningen en bescheiden gevoegd. 6. Een gehele of gedeeltelijke weigering van een vergunning wordt met redenen omkleed. 7. Burgemeester en Wethouders zenden een afschrift van hun beschikking op de aanvraag terstond toe aan: - de aanvrager; - de beheerder; - de inspecteur. 8. Een beschikking tot verlening van een vergunning, blijft, tenzij bij de beschikking anders wordt bepaald, buiten werking gedurende de voor het beroep gestelde termijn en de behandeling van het beroep. Artikel 11 Voorschriften verbonden aan vergunning. 1Burgemeester en Wethouders kunnen aan de vergunning voorschriften verbinden. Deze voorschriften mogen slechts strekken - ter bescherming van het belang van de goede werking van de riolering, van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt en van de belangen van derden tegen nadelen welke hieruit voortvloeien; - ter uitvoering van de voorschriften welke door de beheerder aan de gemeente zijn gegeven. 2. Burgemeester en Wethouders kunnen, de vergunninghouder en de beheerder gehoord, de aan een vergunning verbonden voorschriften wijzigen of aanvullen, dan wel aan een vergunning alsnog voorschriften verbinden. 3. Een beschikking tot wijziging of aanvulling van de voorschriften ver bonden aan een vergunning of tot het alsnog verbinden van voorschriften aan een vergunning blijft, tenzij bij de beschikking in spoedeisende gevallen anders wordt bepaald, buiten werking gedurende de voor het beroep gestelde termijn en de behandeling van het beroep. 4. Burgemeester en Wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van hun beschikking als bedoeld in het tweede lid toe aan de aanvrager, de beheerder en aan de inspecteur. Artikel 12. Tijdelijke vergunning. 1De vergunning kan voor een bepaalde termijn worden verleend a. indien niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld over de te verwachten schadelijkheid van de lozing voor de riolering, of b. indien de lozing een tijdelijk karakter zal hebben, dan wel c. indien een aan de gemeente verleende vergunning voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiverings installatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten tot het verlenen van een vergunning voor een bepaalde termijn noopt. 2. In het geval, bedoeld in het voorgaande lid, aanhef en onder a, wordt de vergunning verleend voor een termijn van ten hoogste twee jaar. Burgemeester en Wethouders kunnen deze termijn op aanvraag van de houder van de vergunning, eenmaal met ten hoogste twee jaar, verlengen. De verlenging moet ten minste zes maanden voor het einde van die termijn worden aangevraagd. Artikel 9 en artikel 10 eerste tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing. 3. Na het verstrijken van de termijn, bedoeld in de eerste volzin van het voorgaande lid, blijft de vergunning van kracht zolang op een tijdig ingediende aanvraag nog niet is beschikt, alsmede gedurende de voor beroep opengestelde termijn en de behandeling van het beroep. De ver gunning houdt echter in ieder geval op te gelden wanneer het van kracht blijven een toestand zou oproepen die strijd oplevert met het belang van de goede werking van de riolering dan wel met een aan de gemeente ver leende vergunning voor het brengen van het rioolwater in oppervlakte water of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten. Burgemeester en Wethouders doen hiervan schriftelijk mededeling aan de vergunninghouder.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1978 | | pagina 279