Wat het thans aan de orde zijnde bezwaarschrift van de heer Van der
Zijl betreft, merken wij het volgende op.
Reclamant heeft bezwaar tegen het nemen van een beslissing door de
Gemeenteraad, waarbij deze instemt met de uitwerkingsplannen.
Dit bezwaar is gebaseerd op de mening dat hiermee zijn Kroonberoep wordt
gefrustreerd, aangezien die raadsbeslissing een onderdeel vormt van de
met Gedeputeerde Staten afgesproken procedure voor het verlenen van bouw
vergunningen in Camminghaburen, vooruitlopende op het rechtsgeldig worden
van het globale plan en de successievelijke uitwerkingsplannen.
Zoals U bekend, zijn wij met Gedeputeerde Staten een procedure over
eengekomen op basis waarvan bij de afgifte van bouwvergunningen voor
Camminghaburen kan worden geanticipeerd op de genoemde plannen.
In het algemeen wordt de voor anticipatie benodigde verklaring van geen
bezwaar alleen dan afgegeven nadat belanghebbenden in de gelegenheid zijn
gesteld bezwaren in te dienen tegen het betreffende bouwplan. In de hier
aan de orde zijnde procedure wordt in de plaats daarvan een ontwerp-
uitwerkingsplan ter visie gelegd en kunnen belanghebbenden daartegen bezwa
ren indienen. De ingebrachte bezwaren zullen door Gedeputeerde Staten in de
beoordeling worden betrokken bij de behandeling van de in te dienen ver
zoeken om een verklaring van geen bezwaar voor de afzonderlijke bouw
plannen.
In dit verband merken wij op, dat de Waarnemend-voorzitter van de
Afdeling rechtspraak van de Raad van State het verzoek van reclamant tot
schorsing van verklaringen van geen bezwaar en bouwvergunningen, volgens
bovenomschreven procedure, verleend voor drie bouwprojekten in deelgebied
I van Camminghaburen, heeft afgewezen.
De betreffende uitspraak ligt voor U ter inzage.
Wij hebben het niet nodig geoordeeld reclamant nader over zijn be
zwaren te horen. De achtergronden van zijn bezwaren zijn ons bekend door
de talrijke brieven en bezwaarschriften welke reclamant aan het gemeente
bestuur en andere instanties heeft gericht met betrekking tot de ont
wikkeling van Camminghaburen en de - naar zijn mening - daarmee verband
houdende gevolgen ten aanzien van verkeersbelasting voor de Emmakade
en de Schil-Oost. -Ons standpunt over die bezwaren is reclamant tengevolge
van de vele correspondentie bekend. Het herhalen van alle argumenten
van beide partijen achten wij dan ook overbodig.
Ten aanzien van de inhoudelijke bezwaren tegen de ter visie gelegen
hebbende ontwerp-uitwerkingsvoorschriften "Camminghaburen-deelgebied II"
en "Camminghaburen Haven-Noord", zoals reclamant deze in 14 punten naar
voren heeft gebracht merken wij puntsgewijs het volgende op.
1. Reclamant heeft bezwaar tegen de z.i. te grote bevoegdheid van ons
college. Met deze bevoegdheid en de te summiere voorschriften is het
mogelijk dat in het gebied Haven-Noord een complete jachthaven zal
ontstaan
Onze bevoegdheid is ontleend aan de uitwerkingsvoorschriften
zoals deze zijn opgenomen in het globale plan; tegen die bevoegdheid
heeft reclamant in het kader van het globale plan ook reeds bezwaar
gemaakt welke bezwaren zowel U als Gedeputeerde Staten ongegrond hebben
verklaard. Wij zijn voorts van mening dat wij bij het ontwerpen van de
uitwerkingsplannen niet buiten onze bevoegdheden zijn getreden. De
ontwerp-plannen passen binnen de stedebouwkundige regelen welke in het
globale plan zijn opgenomen.
- 3 -
De vrees, dat er in de havenpartijen een "complete jachthaven" zal
kunnen ontstaan achten wij ongegrond.
Het overgrote deel van de oevers wordt verkocht aan de aanliggende
eigenaren, die uiteraard bevoegd zullen zijn hun pleziervaartuigen aan
eigen oever af te meren. De waterpartijen blijven openbaar, teneinde
ook niet aanliggende bewoners van Camminghaburen in de gelegenheid te
stellen dit open water op passende wijze te gebruiken. De toelichting
op het globale plan (bladz. 64) houdt rekening met de mogelijkheid
van een beperkte jachthaven ter hoogte van de beëindiging van de noor
delijk wijkontsluitingsweg. Het spreekt voor zich dat een eventueel
jachthaventje uitsluitend is bedoeld voor wijkbewoners. Het ligt zeker
niet in ons voornemen alle openbare oevers geschikt te maken voor
vaste ligplaatsen.
Dit zou impiers ook de algemene gebruikswaarde van deze oevers als open
baar groen in relatie tot het openbare water te niet doen. Een aan-
meerverbod voor openbare oevers behoort niet te worden opgenomen in
gebruiksvoorschriften van een bestemmingsplan. Zonodig kan een lig
plaats-verbod worden ingesteld op grond van artikel C 35 van de Alge
mene Politieverordening.
2. De strook langs het Ouddeel wordt naar het oordeel van reclamant een
steriele- en daardoor een uit landschappelijke oogpunt onaanvaardbare
overgang naar het aan de andere kant van het water gelegen landschap,
aldus reclamant. Voorts blijkt volgens hem uit de ter visie liggende
stukken op geen enkele wijze iets van een visie in de richting van
landschapsbouw.
De toelichting op de uitwerkingsplannen op dit punt is summier,
omdat de uitgangspunten voor de groenstrook duidelijk zijn opgesomd in
de toelichting op het globale bestemmingsplan. Ook in de Randvoor
waarden en Richtlijnen voor deelgebied II (waarbinnen beide uitwerkings
plannen zijn gelegen) wordt hierop ingegaan. Het opnieuw opnemen van
die uitgangspunten in de toelichting op de uitwerkingsplannen is dan
ook onnodig. De uitwerkingsvoorschriften worden immers ingevolge
artikel 11 van de Wet Ruimtelijke Ordening geacht deel uit te maken
van het globale plan.
Dit houdt derhalve in dat de toelichting op het globale plan tevens
van toepassing is op de uitwerkingsplannen.
3. Bromfiets- en fietsverkeer dienen te worden gescheiden, aldus recla
mant.
Afgezien van het ruimtebeslag en het kostenaspect achten wij
speciale paden voor bromfietsers niet nodig.
Fietspaden waaraan een recreatieve waarde moet worden toegekend kunnen
wij met behulp van een bebording volgens het Reglement verkeers
regels en verkeerstekens sluiten voor bromfietsverkeerHet zou te
ver voeren een dergelijke verkeersregeling op te nemen in gebruiks
voorschriften van een uitwerkingsplan.
4. Volgens reclamant blijkt uit de ter visie liggende stukken onvoldoende
of er sprake zal zijn van woonerven en wat de juridische basis daarvan
is
In de voorschriften van de uitwerkingsplannen wordt onderscheid
gemaakt tussen wegen, die een wijkontsluitingsfunctie (t.w. Weg)
en een buurtontsluitingsfunctie (t.w. Verkeersdoeleinden) zullen
verkrijgen. Of deze laatste een woonerfkarakter op basis van het
Reglement verkeersregels en verkeerstekens zal verkrijgen zal nader
worden bekeken in overleg met de toekomstige bewoners.
Het uitwerkingsplan sluit een en ander niet uit.