4. wat betreft de eis van staande ramen, voor ramen van kamers onder schuine dakvlakken met een helling van 28° of meer, met dien verstande dat deze vrijstelling niet kan worden verleend voor de ramen van de hoofdwoonkamer die voor de berekening van de daglichttoetreding moeten worden meegerekend. Artikel XI Van artikel 106 worden het tweede en derde lid vervangen door: 2. Op een kamer of een keuken met een uitbouw zijn, indien de uitbouw wat betreft de toetreding van daglicht als deel van de kamer of keuken mag worden beschouwd en van een lichtdoorlatende afdekking is voorzien, de bepalingen van artikel 105 van toepassing, met dien verstande dat als vloeroppervlakte geldt de vloeroppervlakte van de kamer of de keuken en de uitbouw te zamen. 3. Op een kamer of een keuken met een uitbouw zijn, indien de uitbouw wat betreft de toetreding van daglicht als deel van de kamer of keuken mag worden beschouwd en niet van een lichtdoorlatende afdekking is voorzien, de bepalingen van artikel 105 van toepassing, met dien verstande dat: a. als vloeroppervlakte geldt de vloeroppervlakte van de kamer of de keuken en de uitbouw te zamen en b. de gezamenlijke raamoppervlakte als bedoeld in artikel 105, lid 1, ten minste qO/o groter moet zijn dan bij de desbetreffende belemmerings— hoek is aangegeven. Artikel XII Van artikel 107 wordt de tekst vervangen door: In hoofdwoonkamers moet op een voor het uitzicht gunstige plaats een met blank glas bezet raam voorkomen met een breedte van ten minste 1 m. De onderste glaslijn van dat raam mag niet hoger liggen dan 0,85 m boven de vloer en de bovenste glaslijn niet lager dan 1,80 m boven de vloer. De vorenbedoelde breedte wordt gemeten op de wijze als bepaald in artikel 104, lid 1. Artikel XIII Paragraaf 4: Ventilatie. De artikelen 112 t/m 119 van paragraaf 4 worden vervangen door de artikelen 112 t/m 115, luidende: Artikel 112 Doorspuibaarheid 1Een woning en een wooneenheid moeten bij geopende binnendeuren goed doorspuibaar zijn door aan de buitenlucht gelegen tot de woning onder scheidenlijk de wooneenheid behorende deuren en beweegbare ramen die niet alle in dezelfde gevel zijn gelegen. 2. De oppervlakte van de in lid 1 bedoelde deuren en beweegbare ramen moet ten minste bedragen 1/20 van de vloeroppervlakte van de betrokken kamer of keuken. - 5 - 3. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1 indien op andere wijze in de bedoelde mogelijkheid van luchtverversing is voorzien. Artikel 113 Ventilatievoorzieningen voor tot bewoning bestemde gebouwen 1. In een tot bewoning bestemd gebouw dienen op een doeltreffende plaats voorzieningen, waaronder regelbare luchttoevoeropeningen, te zijn aange bracht, waarmee een luchtverversing kan worden verkregen die voldoet aan tabel 6. Ter bepaling van de doorsnede van de hiertoe benodigde ventilatie openingen mag bij natuurlijke ventilatie een luchtsnelheid van 1m/s aan wezig worden geacht. 2. Tot de ventilatievoorzieningen die op grond van het bepaalde in lid 1 aanwezig moeten zijn in een badkamer en in een keuken, moet in ieder ge val een ventilatiekanaal behoren met een doorsnede van ten minste 0,012 m2. 3. In een keuken of kookruimte van een woning of een wooneenheid, die deel uitmaakt van of in open verbinding staat met een andere ruimte, moet de luchtverversing op mechanische wijze geschieden. 4. In woningen of wooneenheden die slechts in één gevel ramen hebben, moet de luchtverversing op mechanische wijze geschieden. 5. In hoge woongebouwen dient de afvoer van lucht uit ten minste de keuken, de badruimte en het privaat op mechanische wijze te geschieden. 6. In bij tot bewoning bestemde gebouwen behorende garages met een opper vlakte van niet meer dan 40 m2 moeten nabij de vloer niet-afsluitbare ven- tilatie-openingen aanwezig zijn, met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1/500 van de vloeroppervlakte. De openingen moeten zo mogelijk wor den aangebracht in tegenover elkaar gelegen buitenwanden van de garage. 7. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 2: a. indien een gasafvoerkanaal aanwezig is dat mede voor ventilatiedoel- einden kan worden gebruikt; b. indien een doeltreffende mechanische inrichting voor luchtverversing aanwezig is. Artikel 114 Herkomst van de ventilatielucht In woningen en wooneenheden die mechanisch worden geventileerd, mag de toe tredende ventilatielucht voor de hoofdwoonkamer, de keuken, de bijkeuken, de badruimte, het privaat en de bergruimte uit kamers afkomstig zijn; de ven tilatielucht voor de laatstbedoelde kamers moet rechtstreeks van buiten af komstig zijn. Artikel 115 Nadere eisen voor ventilatie Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de ventilatie van ruim ten in niet tot bewoning bestemde gebouwen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1978 | | pagina 379