- 13 -
- 12 -
Artikel XXVI.
Voor de bestaande tekst van artikel 170 wordt het cijfer 1 geplaatst;
toegevoegd worden een tweede, derde en vierde lid, luidende:
2. In wanden die woningen of wooneenheden begrenzen, andere dan buiten
wanden, mogen geen ramen of deuren voorkomen.
Niet van toepassing is het bepaalde in de voorgaande zin op deuren
in wanden van gemeenschappelijke gangen.
3. In binnenwanden van woningen die de scheiding vormen tussen een garage
en een andere ruimte van de woning mogen geen deuren, ramen of andere
openingen voorkomen.
Niet van toepassing is het bepaalde in dit lid op zelfsluitende deuren
die een brandwerendheid hebben van 20 minuten, mits de andere ruimte
niet bestemd is voor het gebruik van open vuur.
4. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 2 met betrek
king tot wanden die:
a. woningen of wooneenheden scheiden van een gemeenschappelijke gang
of trap
b. dienstwoningen scheiden van de bedrijfsruimte ten dienste waarvan
die woning aanwezig is.
Artikel XXVII.
Van artikel 176 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Brandveiligheid en gasdichtheid van vloeren en liggers van tot bewoning
bestemde gebouwen.
1. Vloeren van tot bewoning bestemde gebouwen, met uitzondering van
vlieringvloeren, moeten een brandwerendheid hebben die voldoet aan
tabel 2.
2. Bij de beoordeling van de in dit artikel genoemde eigenschappen
mogen plafonds en dekvloeren worden meegerekend.
3- Liggers van tot bewoning bestemde gebouwen moeten een brandwerendheid
hebben die ten minste gelijk is aan de vereiste brandwerendheid,
gebaseerd op het criterium van bezwijken, van de constructie die door
de liggers wordt gedragen.
4- Van vloeren en liggers van tot bewoning bestemde gebouwen mag de
bijdrage tot de brandvoortplanting, als bedoeld in NEN 3883, uitgave
1975» niet meer bedragen dan volgens:
a. klasse 2 in gemeenschappelijke vluchtwegen, behoudens in de gevallen
genoemd onder b;
b. klasse 3 in niet-gemeenschappelijke vluchtwegen en in
- open gemeenschappelijke vluchtwegen,
- besloten gemeenschappelijke vluchtwegen ten behoeve van woningen
of wooneenheden die over twee of meer vluchtwegen beschikken,
- gangen in gemeenschappelijke bergruimten;
c. klasse 4 in overige gevallen.
5. Nadere eisen kunnen worden gesteld met betrekking tot de brandwerend
heid en de gasdichtheid van vloeren of plafonds van tot bewoning
bestemde delen van gebouwen gelegen boven niet tot bewoning bestemde
delen van die gebouwen.
Artikel XXVIII.
Van artikel 177 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Brandveiligheid van vloeren van niet tot bewoning bestemde gebouwen.
1Vloeren die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie van een niet
tot bewoning bestemd gebouw, moeten een brandwerendheid, gebaseerd
op het criterium van bezwijken, hebben die ten minste:
a. gelijk i*s aan de te verwachten duur van de brand in de betrokken
ruimte, indien het gebouw niet hoger is dan 8 m;
b. 30 minuten groter is dan de onder a bedoelde brandwerendheid,
indien het gebouw hoger is dan 8 m doch niet hoger dan 16 m;
c. 60 minuten groter is dan de onder a bedoelde brandwerendheid, indien
het gebouw hoger is dan 16 m.
2. Nadere eisen kunnen worden gesteld ten aanzien van vloeren in niet tot
bewoning bestemde gebouwen met betrekking tot:
a. de onbrandbaarheid;
b. de brandwerendheid, al dan niet gebaseerd op het criterium van
bezwijken, afhankelijk van de te verwachten vuurbelasting dan wel
van de benodigde ontruimingstijd;
c. het beperken van de bijdrage tot de brandvoortplanting als bedoeld
in NEN 3883, uitgave 1975;
d. de toegepaste materialen in verband met te verwachten rookontwikke
ling of voor de gezondheid schadelijke gassen bij brand.
3. Vrijstelling kan worden verleend van het bepaalde in lid 1, indien
daartegen in verband met de ligging, de bestemming en de afmetingen
van het gebouw geen bezwaar bestaat.
Artikel XXIX.
Van artikel 178 worden het opschrift en de tekst vervangen door:
Warmte-isolatie van vloeren van tot bewoning bestemde gebouwen.
1. Vloeren die in tot bewoning bestemde gebouwen gelegen kamers, keukens
en badruimten, alsmede de met deze ruimten in open verbinding staande
ruimten scheiden van niet-besloten ruimten, moeten een warmteweerstand
R, als bedoeld in NEN 1068, uitgave 1964, hebben van ten minste:
a. 1,00 m2 K/W indien de massa per oppervlakte van de vloer niet meer
dan 100 kg/m2 bedraagt;
b. 0,85 m2 K/W indien de massa per oppervlakte van de vloer meer dan
100 kg/m2 bedraagt.