- 2 -
Ook het omgekeerde is denkbaar, b.v. in heuvelachtig terrein of bij
dijkwoningen, als een vloer ter plaatse van een beweegbaar raam weliswaar
minder dan 5 m boven peil, maar door de glooiing van het terrein toch
aanzienlijk meer dan 5 m boven het maaiveld is gelegen.
Het invoeren van een hoogteverschil tussen de betreedbare oppervlakken
ter weerszijden van de balustrade lijkt' dan ook een juister criterium.
De maat van 12,5 m is ten slotte gewijzigd in 13 m, omdat dit beter aan
sluit bij het onderscheid dat wordt gemaakt tussen hoge en lage woon
gebouwen; zie artikel 1
Artikelen VIII en IX.
Aan andere liften dan de in de leden 1 en 2 geëiste liften behoeven
niet dezelfde eisen te worden gesteld. De bevoegdheid tot het stellen van
nadere regelen kan slechts betrekking hebben op de krachtens dit artikel ge
ëiste liften en niet op liften in het algemeen.
Het gehele lid 5 van dit artikel is bij de vorige wijziging van de bouw
verordening abusievelijk vervallen verklaard, terwijl slechts punt c van
dit lid moest vervallen. Derhalve wordt thans het vijfde lid met de punten
a en b weer toegevoegd.
Artikel X.
De wijziging van dit artikel houdt verband met de wijziging Van artikel 74»
Ramen, aangebracht in voldoend steile dakvlakken (behalve wanneer het
ramen van de hoofdwoonkamer zijn) mogen bij vrijstelling worden meegerekend
om aan de eisen van daglichttoetreding van kamers te voldoen.
Artikel XI.
Volgens de bestaande redactie zouden de leden 2 en 3 slechts kunnen worden
toegepast wanneer aan lid 1 zou zijn voldaan;
met de mogelijkheid van vrijstelling van lid 1 werd geen rekening gehouden.
De nieuwe redactie gaat ervan uit dat ook in het geval vrijstelling is
verleend van lid 1de uitbouw als deel van de kamer of keuken kan worden
beschouwd en dat de leden 2 en 3 op die combinatie van ruimten van toe
passing zijn.
Artikel XII.
Het bestaande artikel regelt wel de ligging van de onderste glaslijn.
Voor het verzekeren van een normaal uitzicht is evenwel ook de ligging
van de bovenste glaslijn van belang.
Artikel XIII.
Deze artikelen zijn in belangrijke mate afgestemd op de nieuwe norm NEN
1087 (ventilatie van woongebouwen) en de daarbij behorende praktijkricht
lijn NPR 1088. De ventilatie-eisen hebben hiermee een meer functioneel
karakter gekregen. Bovendien bevat de nieuwe regeling bepalingen in welke
gevallen mechanische luchtverversing noodzakelijk wordt geacht; deze wijze
van luchtverversen was tot op heden in de bouwverordening niet geregeld.
- 3 -
Artikel XIV.
Deze artikelen bevatten de geheel herziene eisen met betrekking tot de
geluidwering. Aanleiding voor deze wijziging is het verschijnen van de
herziene norm NEN 1070 en de daarbij behorende praktijkrichtlijn NPR 5070.
Verwacht mag worden dat de toepassing daarvan de akoestische kwaliteit
van woningen in gunstige zin zal beïnvloeden. Behalve eisen tussen woningen
worden thans ook eisen binnen woningen gesteld; laatstbedoelde eisen zijn
iets minder streng dan die volgens NEN 1070, omdat het geheel voldoen
aan de normeis thans nog niet haalbaar moet worden geacht.
De artikelen 117» 118 en 119 zijn facultatief geredigeerd (nadere eisen)
omdat thans nog onvoldoende kennis beschikbaar is om algemeen geldende
imperatieve eisen te kunnen stellen, waarvan met de nodige zekerheid mag
worden aangenomen dat zij bij goede uitvoering ook tot het verwachte
resultaat zullen leiden.
De in deze artikelen geregelde onderwerpen inzake de geluidbescherming
van gebouwen, zijn dezelfde als door de minister van volksgezondheid en
milieuhygiëne bedoeld in het bij de Tweede Kamer ingediende ontwerp van
Wet op de geluidhinder.
De intensieve studie die momenteel verricht wordt op diverse terreinen van
de bestrijding van geluidhinder zal er wellicht toe leiden dat deze artike
len in de komende jaren bijgesteld moeten worden.
Artikelen XVI en XVII.
Sinds enige jaren is een ontwikkeling te constateren om watermeters onder
te brengen in de meterkast, waarin tot dusverre alleen electriciteit- en
gasmeters waren ondergebracht. De oorspronkelijke bezwaren tegen het onder
brengen van de watermeter in die kast zijn in belangrijke mate achterhaald.
Artikel XVIII.
De behoefte bestaat om ten aanzien van het voldoen aan de eisen van afdeling
B (inrichting van gebouwen) een verklaring van een deskundige te kunnen
eisen. Met name wordt daarbij thans gedacht aan de eisen m.b.t. ventilatie
en m.b.t. geluidwering.
Het erkennen van KOMO-attesten kan een factor van belang zijn bij het
verkrijgen van unificatie in de toepassing van de bouwverordening.
Artikel XIX.
Het verschijnen van de T.G.B.-Steen en van de delen C, D en F van de V.B.
1974 maakte wijziging van dit artikel nodig.
De V.G.B.W. 1949 en de R.V.B. konden vervallen omdat de V.B. thans voorzien
in voorschriften voor de betrokken vloeren.
Lid 3 kan vervallen omdat het te nadrukkelijk verwijst naar voorschriften
die op grond van het verouderde Besluit Uniforme Bouwvoorschriften in de
bouwverordening zijn opgenomen.
Lid 4 kan vervallen omdat door het verschijnen van de T.G.B.-Steen niet
langer behoefte bestaat aan het kunnen stellen van nadere regelen.