- 4 -
- 5 -
Artikel XX.
Bij de herziening van de hrandveiligheidsbepalingen bleek er behoefte te
bestaan aan een algemeen brandveiligheidsartikel dat als basis heeft
gediend voor de uitwerking van een aantal concrete eisen die aan onderdelen
van met name woongebouwen moeten worden gesteld, maar waarin tevens de
uitgangspunten zijn vastgelegd die kunnen worden gehanteerd bij het
stellen van nadere eisen, daar waar concrete eisen niet mogelijk bleken
(zoals voor niet tot bewoning bestemde gebouwen).
Artikel XXII.
Voor niet tot bewoning bestemde gebouwen worden geen concrete eisen meer
gesteld t.a.v. de brandwerendheid, zoals dat tot dusverre in de tabellen
3 en 8 gebeurde. He't noemen van waarden wekt de indruk dat dit in het
algemeen wel de juiste waarde zal zijn; voor de diverse categorieën van
gebouwen is een dergelijk gemiddelde echter niet te geven.
De hoogten van 8 m en 16 m die voor de vereiste brandwerendheid als grenzen
zijn gehanteerd, houden verband met het beperken van de risico's verbonden
aan een mogelijke instorting van het gebouw ten gevolge van brand. De
grens van 16 i is gerelateerd aan de vergelijkbare grens tussen hoge en
lage woongebouwen (13 m verdiepinghoogte
Artikel XXIII.
In verband met het laten vervallen van de oude tabellen 1, 2, 6 en 7» zijn
de daarin voorkomende eisen thans in het artikel zelf opgenomen. Daarbij
zijn bovendien enkele inconsequenties weggewerkt die in de eisen van de
tabellen waren verwerkt, zoals bij voorbeeld het verschil in eisen tussen
buitenwanden van badkamers in eengezinshuizen en in andere tot bewoning
bestemde gebouwen.
De voorschriften inzake de warmte-isolatie van tot bewoning bestemde gebou
wen wijken af van de Voorschriften en Venken die voor de gesubsidieerde
woningbouw gehanteerd worden, omdat daarin uit overwegingen van energie
besparing voor de buitenwanden en het dak de klasse 'goed' volgens NEN
1068 is voorgeschreven.
De oorspronkelijk in dit artikel opgenomen eisen met betrekking tot het
regen- en vochtwerend vermogen van wanden zijn thans opgenomen in artikel
169, terwijl de eisen met betrekking tot geluidisolatie in artikel 116 zijn
ondergebracht
Artikel XXIV.
Dit artikel regelt na deze wijziging nog slechts de warmte-isolatie in
niet tot bewoning bestemde gebouwen.
De geluidisolatie is thans geregeld in artikel 119 en het regenwerend
vermogen in artikel 169 -
Artikel XXVI.
In dit artikel is een aantal bepalingen met betrekking tot het aanbrengen
van openingen in wanden samengebracht.
Artikel XXVIII.
Zie de motivering van de wijziging van artikel 164.
Artikel XXIX.
Zie de motivering van de wijziging van artikel 165
De eisen met betrekking tot de geluidisolatie zijn niet meer in dit
artikel, maar in artikel 116 opgenomen; de eisen met betrekking tot de
vochtwering zijn ondergebracht in artikel 180.
Artikel XXXI.
In dit artikel zijn de eisen samengebracht die aan de vochtwering van
vloeren moeten worden gesteld.
Artikel XXXII.
Zie de motivering van de wijziging van artikel 164.
De eisen met betrekking tot liggers in tot bewoning bestemde gebouwen
zijn opgenomen in artikel 176
Artikel XXXIII.
Indien scheidingswanden aan de bovenzijde eindigen tegen zgn. verlaagde
plafonds en in de ruimte tussen die plafonds en de vloer leidingen,
ventilatiekanalen e.d. zijn aangebracht, is het nodig om eisen te stellen
aan de brandwerendheid van de plafonds ten einde branduitbreiding en rook
verspreiding te voorkomen dan wel te beperken.
Artikel XXXV.
Zie de motivering van de wijziging van artikel 165
De eisen met betrekking tot de bescherming tegen weersinvloeden zijn thans
ondergebracht in artikel 191»
Artikel XXXVII.
In dit artikel zijn de eisen met betrekking tot de bescherming tegen
weersinvloeden samengebracht.
De inhoud van het oorspronkelijke artikel 191 is overbodig geworden naast
het bepaalde in de algemene eis van brandveiligheid van artikel 156
(zie de wenk voor de toepassing van lid 3 van dat artikel).
Artikel XXXVIII.
Door de gewijzigde redaktie van artikel 188 moest in ieder geval het slot
van de niet-van-toepassingverklaring van lid 1vervallen.
Omdat de in het resterende gedeelte genoemde schuurtjes geen tot bewoning
bestemde gebouwen zijn (waarop de eis dus toch niet van toepassing is),
en het weinig zin heeft om nog toe te staan dat uitgebouwde bergplaatsen
niet zijn voorzien van dakbeschot, is de gehele verklaring geschrapt.
Artikel XL.
Aan het opnemen van een bepaling met betrekking tot het afwaaien van grind
van daken, bleek in de praktijk behoefte te bestaan.
Artikel XLI.
Door het verschijnen van een aantal normen met betrekking tot het beglazen,
de bepaling van dikte van glas, en met betrekking tot de luchtdoorlatend
heid, waterdichtheid, stijfheid en sterkte, is het mogelijk om meer
betekenis aan deze bepaling te geven. Tot dusverre ontbraken beoordelings
richtlijnen.