Nr. 14.942.
DE RAAD DER GEMEENTE LEEUWARDEN;
Overwegende, dat het gewenst is om tot vaststelling van het
bestemmingsplan 't Nijlan" over te gaan;
dat het ontwerp voor dit bestemmingsplan vergezeldvan een toe
lichting met ingang van 31 maart 1978 gedurende een maand ter sekre-
tarie voor een ieder ter inzage heeft gelegen;
dat tegen het ontwerp-plan vijf bezwaarschriften zijn ingediend
en wel door:
1. de heer G.J-i Terpstra te Leeuwarden mede namens de eigenaren en
huurders van de Middelzeeflat;
2. het bestuur van het wijkcentrum Nijlan, Marowijnestraat 18 te Leeu
warden;
3. mevr. E. Huizinga-Stienstra te Leeuwarden mede namens een aantal be
woners van de^Marijkestraat en de Margrietstraat
4. de heer R. Jorritsma te Leeuwarden mede namens een aantal bewoners
van de Bordineweg, Kinkhoornstraat en de Kwelderstraat;
5. de heer L. Mol Lous te Leeuwarden mede namens een aantal bewoners
van de Nijlansdyk en de Margrietstraat;
dat hij onder het overnemen van de motivering zoals vermeld in het
hierna omschreven voorstel van Burgemeester en Wethouders van oordeel
is, dat de onder 1, 3 en 4 bedoelde bezwaarschriften deels gegrond en
voor het overige ongegrond zijn, het onder 2 vermelde bezwaarschrift on
gegrond is en dat het onder 5 bedoelde bezwaar gegrond is;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 5 oktober
1978 (bijlage nr. 381
gezien zijn besluit van 26 juni 1978, nr. 8584» waarbij de beslis
sing omtrent de vaststelling van dit bestemmingsplan is verdaagd tot
uiterlijk 31 oktober 1978;
gelet op de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de
Ruimtelijke Ordening;
BESLUIT:
A. de bezwaren omschreven in het hiervoor bedoelde voorstel onder 1, 3 en
4 deels gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren, het onder
2 genoemde bezwaar ongegrond te verklaren en het onder 5 vermelde be
zwaar gegrond te verklaren;
B. vast te stellen het bestemmingsplan "'Nijlan", zoals dit is vervat in
de in dit plan behorende:
a. plankaart waarop de bestemming van de in dit plan begrepen gronden
wordt aangewezen;
b. voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gron
den en van de zich daarop bevindende opstallen;