VI - 5
Deze verfijningen zijn verhogingen van de algemene uitkering
toe te kennen op grond van het aanwezig zijn in bepaalde ge
meenten of groepen van gemeenten van bepaalde, niet voor alle
gemeenten geldende kostenverhogende factoren. De toekenning
van een verfijning geschiedt ongeacht het feit of de begroting
van de gemeente al dan niet sluitend is. De financiële positie
van de gemeente speelt daarbij dus geen rol. Een verfijnings
verhoging vloeit voort uit de Algemene Maatregel van Bestuur
en' wordt derhalve zonder meer toegekend, indien de in de
regeling genoemde omstandigheden zich voordoen.
De Raad voor de gemeentefinanciën heeft in zijn advies
van 13 juni 1968 met betrekking tot voorstellen voor een (her-)
verdeling van de middelen van het gemeentefonds de volgende
indeling van de verfijningsmogelijkheden gegeven, welke inde
ling mede zinvol is, omdat zij bepaalde inzichten in de ver-
fijningsproblematiek kan geven.
a. Structuurverfijningen, welke een zekere vergoeding beogen
te geven voor hogere kosten als gevolg van bijzondere, van
andere gemeenten afwijkende, structurele eigenschappen.
Tot deze groep behoren o.m. de verfijning voor gemeenten
met een slechte bodemgesteldheid, die voor de waddeneilanden
en voor steden met een oude historische kern.
b. Functionele verfijningen^ Hieronder vallen verfijningen,
die gericht zijn op het vervullen van een zekere centrum
functie ten behoeve van de inwoners van andere gemeenten,
en ook verfijningen als die voor recreatiegemeenten, voor
gemeenten met een inrichting voor wetenschappelijk onderwijs.
c. Frictieverfijningen. Een voorbeeld van deze categorie is de
verfijning' voor gemeenten met een dalende c.q. met een
meer dan normaal toenemende bevolking, alsmede die voor ge
meenten in de probleem- en ontwikkelingsgebieden, die een
snelle ontwikkeling hebben door te maken. Een zekere frictie
tussen inkomsten en uitgaven is - met name in kleinere ge
meenten - ook waar te nemen bij de noodzaak tot het doen
van kapitaaluitgaven, waarbij de uitgaven vermeerderen,