TI - 16
Indien in een vijfjaarlijkse periode terzake van materiële
exploitatiekosten voor de onder 2 t/m 5 genoemde scholen meer
is uitgegeven dan de terzake ontvangen rijksvergoedingen, keert
de gemeente aan de overeenkomstige bijzondere scholen een bedrag
uit, gelijk aan het overschrijdingsbedrag per leerling in de
afgelopen 5-jaarlijkse periode, vermenigvuldigd met het gemiddel
de van de aantallen leerlingen van de overeenkomstige bijzondere
school over het desbetreffende tijdvak van vijf jaren, berekend
naar de toestand op 16 september van elk jaar.
Overgangswet_WV.0
Ingevolge deze wet blijven de op 3*1 juli 1968 voor vergoeding
in aanmerking genomen stichtings- en inrichtingskosten van de voor
malige scholen voor v.h.m.o., en van de opleidingsschool voor
kleuterleidsters vergoed volgens de op genoemde datum geldende
voorschriften. Deze vergoedingen zijn voldoende om de kosten te
dekken.
Voor de kosten die voortvloeien uit vóór 1 januari 1969
genomen besluiten terzake van stichting, eerste inrichting, uit
breiding en overige kapitaalsvoorzieningen ten behoeve van voor
malige openbare en bijzondere scholen voor v.g.l.o. en u.l.o.,
ontvangt de gemeente met ingang van 1 januari 19^9 een jaarlijkse
aflopende rijksvergoeding op basis van door de minister vastgestel
de kosten. Deze vergoedingen zijn ontoereikend.
Indien en voorzover de gebouwen en terreinen van een gemeente
lijke school voor voormalig v.g.l.o. en u.l.o. niet meer voor het
voortgezet onderwijs worden gebruikt, eindigt de daarvoor te ontvan
gen vergoeding met ingang van de daarop volgende maand.