Wijzigen van het raadsbesluit betreffende de uitvoering van de "Beschik
king geldelijke steun bewoners bij woningverbetering en krotontruiming 1975".
Bijlage no. 118 Leeuwarden, 7 maart 1979-
Aan de Gemeenteraad.
Bij de behandeling van het Rapport "Huizum-West" is besloten de wo
ningen aan de Simon de Vliegerstraat te saneren. Het tijdstip waarop deze
woningen daadwerkelijk gesaneerd zullen worden is o.a. gekoppeld aan de
realisering van een nieuwbouwcomplex op de Hollanderhof. Voor de bewoners
van de woningen Simon de Vliegerstraat betekent deze beslissing, dat men
nog een aantal jaren in deze woningen kan blijven wonen.
Verschillende bewoners, wetende dat sanering voor deze woningen vast
staat, slagen er zelf in andere woonruimte te vinden. Omdat in overleg met de
huurdersvereniging is afgesproken, dat de woningen aan de Simon de Vlieger
straat zo lang mogelijk bewoonbaar zullen worden gehouden, levert de toe
passing van de "Beschikking geldelijke steun bewoners bij woningverbetering
en krotontruiming 1975" voor de huurders, die thans willen en kunnen verhui
zen, problemen op.
Deze zgn. krotontruimingsvergoeding, ad max. 5.000,dient n.l. te wor
den toegekend aan de laatste bewoner, indien deze tenminste het laatste
jaar voorafgaande aan de sanering bewoner is geweest. Eén en ander houdt
in, dat de tijdelijke huurders, die van te voren eigenlijk al weten, dat
ze binnen korte termijn weer zullen moeten vertrekken, een beroep op deze
beschikking kunnen doen.
Deze situatie is voor de oorspronkelijke huurder, die als gevolg van
de komende saneringsplannen nu reeds gaat verhuizen zonder meer onbevredi
gend, omdat hij gedwongen wordt te verhuizen en daarbij geen tegemoetkoming
in de verhuis- en herinrichtingskosten kan ontvangen, aangezien zijn woning
tijdelijk weer wordt verhuurd.
Voorts is de tijdelijke huurder bij het aangaan van het huurkontrakt
in kennis gesteld van de omstandigheid, dat hij het pand te zijner tijd zal
moeten ontruimen. Dit blijkt uit het zgn. bijzondere huurkontrakt. Van ont
ruiming tengevolge van een niet te voorziene omstandigheid is hierbij dus
geen sprake.
Ten aanzien van bovenstaande problematiek hebben wij bij brief van 29
november 1978 de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening ver
zocht om aan te geven, in welke zin één en ander tot een oplossing gebracht
kan worden. Van de zijde van het Ministerie is medegedeeld, dat de Minister
bereid is de betrokken beschikking zodanig toe te passen, dat de tegemoet
koming aan de oorspronkelijke - niet tijdelijke - bewoners uitgekeerd wordt.
Tijdelijke verhuur in afwachting van de voorgenomen afbraak wordt daarbij
toegestaan.
Tevens is medegedeeld, dat een bijdrage slechts éénmaal per af te bre
ken pand aan de gemeente zal worden toegekend en dat de gemeente die in
verband hiermede de categorie tijdelijke bewoners wil uitsluiten van een
tegemoetkoming, dit zelf zal moeten regelen.
Naar onze mening kan hieraan worden tegemoetgekomen door het raadsbe
sluit van 25 augustus 1975» no. 10550 zodanig te wijzigen, dat de tegemoet
koming in de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in de "Beschik
king geldelijke steun bewoners bij woningverbetering 1975" (hoofdstuk lil)
niet verstrekt wordt, indien in verband met het ontruimen van het krot
reeds eerder een tegemoetkoming is verstrekt op grond van deze beschikking,
danwel op grond van hoofdstuk I van de voor 1 juli 1975 geldende gemeente
lijke "Regeling geldelijke steun krotontruiming en doorstroming bij woning
verbetering 1975".