-7- aanwascijfers heeft het C.B.S. berekeningen uitgevoerd, in opdracht van de commissie Muntendam- een commissie welke belast was met het instellen van een onderzoek naar de te verwachten ontwikkeling van de omvang en de samenstelling van de Nederlandse bevolking in de ko mende decennia en de gevolgen daarvan voor het "welzijn" - welke er op neer komen dat de natuurlijke aanwas zal dalen naar gemiddeld 2%o in de jaren na 1985- In welke mate deze proportionele daling zich ook nog voor Leeuwarden zal voorzetten hangt met name af van de categorie personen waaruit de veronderstelde migratie-overschotten zullen bestaan, Bij het samenstellen van deze kolom is er van uitgegaan, dat de migratie overschotten een geringe invloed zullen hebben op de natuurlijke aanwas, zulks gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen welke van invloed zijn op de gezinssamenstelling. Bovendien heeft een stad aantrekkingskracht op de zogenaamde "starters" op de woningmarkt, mede vanwege een gro,ter aanbod van huurwoningen, dit in tegen stelling tot de dorpen. Welke de toekomstige ontwikkeling van de natuurlijke aanwas voor Leeuwarden exact zal zijn is dan ook moeilijk te voorzien. Op voor hand is daarom de natuurlijke aanwas in de latere jaren aan de lage -voorzichtige- kant gehouden. kolom B- migratiesaldo. Deze kolom is de resultante van de taakstelling alsmede de natuurlijke aanwas. Zoals reeds in paragraaf 3-1 is opgemerkt moet het C.B.S. de prognose van de bevolkingsontwikkeling bij voortduring naar beneden aanpassen. Dat een en ander ook voor de gemeente Leeuwarden gevolgen zal hebben, dient derhalve als een gegeven te worden onderkend. In de toelichting op kolom C zal hierop nader worden ingegaan. De verdeling van de migratie-overschotten over de jaren is in eerste instantie gerelateerd aan de hoge bouwstromen in de jaren 1979 - 1982 en vervolgens aan een meer evenwichtige verdeling over de jaren daarna. 1978 heeft een aanzienlijk vertrekoverschot te zien gegeven hetgeen met name voortvloeit uit de relatief lage woningproduktie in dat jaar. Als gevolg van die lage produktie valt te verwachten, dat ook in het jaar 1979 er feitelijk geen migratie-overschot zal zijn. Naar verwachting zullen dan ook in verband met de vertragingseffecten bij de migratie-ontwikkeling de eerste woningen in Camminghaburen eerder bewoond worden door doorstromers dan door migranten. Deze verwachting mag als een gunstige ontwikkeling worden gezien gelet op de huidige vraag naar kleine woningen. Voor de daarop vol gende jaren is de verwachting, dat de hoge woningbouwproduktie alsnog tevens effect zal hebben op de migratie-ontwikkeling. Dit behoeft evenwel in werkelijkheid niet zo snel te gaan als de snelheid waar van in de kolom is uitgegaan. Afhankelijk van de vertragingseffecten zullen de migratie-overschotten zich over de jaren spreiden. Dit kan dan in het begin een enigszins hogere leegstand tot gevolg hebben, welke echter in een later stadium weer wordt opgevuld. kolom C, bevolkingsomvang. In paragraaf 3-1-is gesteld waarom de taakstelling van de jaarlijkse groei van Leeuwarden geënt is op 1%. Dit percentage wijkt evenwel af van hetgeen in de Struktuurschets 1978 is genoemd, waarbij de provincie zich uitspreekt voor een evenwichtige verdeling van de bevolkingsgroei van Friesland over de kernen. De provincie gaat er daarbij van uit, dat Leeuwarden in het jaar 1990 94-000 inwoners telt, welk aantal overeenkomt met alternatief 1 genoemd in de Nota Alternatieven van de provincie. 0 grond van de verwachting, dat de groei van de Nederlandse bevol- fing in de jaren tachtig zal stagneren, getuigt het van realiteitszin Ie bezien welk percentage de komende jaren als taakstellend mag worden lehanteerd. Zoals hierboven genoemd is het niet mogelijk om op weten schappelijke gronden een jaartal in te vullen waarin het niet langer leëel is om van de 1% groei te blijven uitgaan. Niettemin mag er van ■orden uitgegaan, dat de stagnatie van de groei niet vrij abrupt zal lijn, doch langs de weg van geleidelijkheid zal verlopen. Iet tijdstip waarop de groei stagneert is voor het opstellen van leze kolom derhalve bepaald in het midden van het komende decennium, je weten beginnend in 1985- Tot dat jaar is uitgegaan van een jaar lijkse groei van 1%. Daarna, in 1985 en volgende jaren, is als prognose een groeipercentage »an 0,8 aangehouden. Bantering van deze percentages leidt tot een bevolkingsomvang aan het find van het jaar 199Ö van 94-000 inwoners. Hierbij dient dan als als voorwaarde gesteld te worden, dat de hogere bestuursorganen op de inogelijkheden welke Leeuwarden nu op het terrein van de volkshuisvesting paat bieden inhaken met een gericht anti-suburbanisatiebeleid. tenslotte zij vermeld, dat van de te verwachte geringe bevolkings groei in 1979 wordt verondersteld, dat die in de loop van de daarop volgende jaren wordt ingehaald. Met de hoge woningbouwproduktie in jde eerstkomende jaren mag van het inhaaleffect worden uitgegaan, mits (voldaan wordt aan de hiervoor geplaatste kanttekening. ".om D- gemiddelde woningbezetting. In het Struktuurschema Volkshuisvesting is er vanuit gegaan, dat in het jaar 2000 bijna 60% van de huidhoudens uit hiet meer dan twee personen zal bestaan. Als verklarende factoren wordt genoemd, toename van de gemiddelde levensduur; daljng van de huwelijksleeftijd; ver mindering van het kindertal; uitstel van de geboorte van het eerste kind: toename van zelfstandig wonende jongeren. Aan de hand van het statistisch materiaal dat ten grondslag ligt aan dit structuurschema en uitgewerkt is in het "Trendrapport, enkele lange termijn ontwikkelingen binnen de volkshuisvesting" is voor de periode 1980 - 1990 voor Leeuwarden een daling van de gemiddelde woningbezet ting van 0,02 personen per jaar berekend. Een bijstelling van deze factor t.o.v. de Nota 1977 is dan ook noodzakelijk. Ie oorzaak van de sterkere daling - welke in Leeuwarden in drie jaar 0,13 bedroeg - waarmee in de komende jaren is rekening gehouden, moet worden gezocht in de grote vraag naar zelfstandige woonruimte onder de één- en tweepersoonshuishoudens, hetgeen mag blijken uit een onder zoek bij deze categorie woningzoekenden. Met deze sterke daling wordt bereikt, dat uitgaande van de gestelde woningproduktie in de eerst komende jaren, er tot eind 1980 een aantal van ca. 2000 woningen voor deze categorie bijkomen. Het beschikbaar komen van de kleine woningen zal door middel van het doorstromingsproces verwezenlijkt dienen te worden. Hiervoor kan de grote bouwstroom in Camminghaburen aangewend worden. I-lom E: bewoonde woningvoorraad," Deze kolom is het quotiënt van de kolommen C en D en behoefte derhalve geen nadere toelichting. kolom F: leegstand.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 121