-13- -14- Bij het vaststellen van de verhouding tussen koop en huur dienen de navolgende overwegingen in ogenschouw te worden genomen. a. Koopwoningen hebben een hoog doorstromingsrendement, waardoor in hoofdzaak met het bestaande woningbezit aan de toekomstige vraag van één- en tweepersoonshuishoudens kan worden voldaan. b. Het bouwen van een groot aantal koopwoningen ondersteunt het anti-suburbanisatiebeleid van de provincie en het rijk, alsook de taakstelling van de gemeente zelf. Die taakstelling is niet alleen realiseerbaar indien de natuurlijke aanwas wordt gebonden, maar ook een deel van de migratieoverschotten naar Leeuwarden wordt geleid, in plaats van naar de omringende gemeenten. De ervaring uit het verleden heeft genoegzaam geleerd, dat de suburbanisanten vooral woonruimte op de koopmarkt zoeken. c. De landelijke trend, die op grond van het Struktuurschema Volks huisvesting een steeds hoger percentage koopwoningen tot gevolg heeft. Het beleid van de rijksoverheid op dit punt zal naar verwach ting ook tot uitdrukking komen in de toepasselijke subsidierege lingen. Afgezien van dit laatste verdient het aanbeveling in de Leeuwarder situatie niet al te ver verwijderd te geraken van de landelijke situatie, mede gezien in het licht van het onder b genoemde streven de suburbanisatie in aanvaardbare banen te leiden. d. Het onder c genoemde mag er evenwel niet toe leiden dat voorbij gegaan wordt aan de plaatselijke situatie en ontwikkelingen. Er bestaat een achterstand ten opzichte van het landelijk gemiddelde, hetgeen mede veroorzaakt wordt door het stedelijke karakter en functie van Leeuwaren in de provincie. Voor het goed functioneren van de huurmarkt, is het evenwel nodig, dat er periodiek een redelijk aantal woningen aan de bestaande voorraad wordt toegevoegd. Dit alles nog afgezien van het functioneren van de corporaties en tijdelijke fricties op de huurmarkt. Het in het verleden gevoerde beleid, waarbij de nadruk in hoofdzaak lag op het bouwen van huur woningen mag niet in omgekeerde richting worden gewijzigd ten gunste van de koopwoningen. Dit zal het geval zijn indien in de periode 1982 t/m 1990 overeenkomstig Tabel B besloten wordt be staande achterstanden in te lopen en de landelijke trend te volgen. In dat geval zal 98% van het totale nieubouwprogramma in de koop sector gerealiseerd moeten worden. e. Onder d is reeds terloops het bestaan en het functioneren van de plaatselijke woningcorporaties gememoreerd. Dit aspect dient een nadere toelichting te krijgen. Bedoelde instellingen zullen in hoofdzaak het aandeel huur in het totale programma realiseren. Hun organisatie en apparaat is afgestemd op het bestaande woning bestand en een handhaving c.q. versterking daarvan in de toekomst. Door het aandeel koop te verhogen zal het corporatieaandeel in het programma echter geringer worden. Hierbij zal ook in ogenschouw moeten worden genomen, dat in de periode t/m 1990 naar verwachting 2290 woningen aan het bestand zullen worden onttrokken. Uitgaande van de veronderstelling, dat dit aantal op basis van de bestaande verhouding bestaat uit 35% koop en 65% huur, in aantallen respec tievelijk 801 en 1489 en de voor vervanging geplande nieuwbouw uit een andere verdeling zal bestaan, zal ook dit een ongunstige invloed hebben op het corporatieaandeel. Door de invoering van de zgn. be schutte sfeerwoningen, die in principe gerealiseerd worden door de hierbedoelde toegelaten instellingen, is de mogelijkheid echter aan wezig dat het verloren gegane terrein wordt teruggewonnen en ondanks een wijziging in de verhouding koop/huur het corporatieaandeel ge lijk kan blijven. Deze beschutte woningen zijn tot op heden in ge ringe aantallen gepland in het programma tot 1982. Dit is overigens een landelijke tendens, gezien de Memorie van Toelichting op de ontwerp-begroting voor het jaar 1979 van het Departement Volkshuisves ting en Ruimtelijke Ordening. Op blz 24 wordt namelijk opgemerkt: "De afgelopen jaren zijn in de beschutte sfeer niet die aantallen woningen gebouwd waarop in de begroting was gerekend. De vraag naar deze woningen was en is echter zeer groot". In de periode na 1981 is het wenselijk aan deze categorie koopwoningen wat meer prioriteit te geven, uiteraard nadat een afstemming heeft plaatsgevonden op de behoefte in Leeuwarden. Bovenstaande overwegingen wettigen de conclusie, dat het alleszins aanvaardbaar en geboden is om na 1981 uit te gaan van een differen tiatie 70% koop en 30% huur (zie tabel C) en dat van het genoemde koop aandeel 10 A 15% zal bestaan uit beschutte sfeerwoningen. Een nadere differentiatie binnen die koopsector dient eerst dan te worden vast gesteld, nadat de door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de aangekondigde wijziging van de premie-regeling voor het eigen woningbezit bekend is. 5. Ruimtelijke consequenties. In de Inleiding is reeds opgemerkt, dat de ruimtelijke/planologische vertaling van het woningbouwprogramma slechts zijdelings aan de orde zal komen in de onderhavige nota. Hierop zal dan ook thans worden ingegaan. Het in hoofdstuk 3 behandelde programma van gemiddeld 730 woningen per jaar na 1981 zal tot gevolg hebben, dat eind 1985» begin 1986 de nieuwbouwwijk Camminghaburen volledig gerealisserd zal zijn en dat in het eerstgenoemde jaar de benodigde productie elders tot stand moet komen. De aanwijzing van de volgende locatie zal dan ook op korte termijn nodig zijn en voorstellen daartoe zullen naar verwachting medio 1979 aan de Raad worden voorgelegd. Tevens zal in dit verband c.q. in aanvulling daarop de vraag dienen te worden gesteld of die nieuwe locatie op een zodanig tijdstip in ontiwkkeling kan worden genomen, dat het gestelde woningbouwprogramma zonder stagnatie realiseerbaar is. Blijkt die aansluiting tussen Camminghaburen en de nieuwe lo catie echter niet op elkaar afgestemd te kunnen worden, dan zal onder zocht worden waar en in welke mate tussentijdse oplossingen gevonden kunnen worden. Hoewel het in deze nota opgestelde programma daarbij een leidraad zal zijn, kan op deze vragen thans echter geen antwoord worden geformuleerd. 6. Beleidsaanbevelingen. a. Om de plaatselijke ontwikkelingen op de woningmarkt op de voet te kunnen volgen en daarmede het te voem beleid te ondersteunen is het gewenst dat er een periodiek onderzoek plaatsvindt. Een belangrijk hulpmiddel daarbij kan zijn het inrichten en bijhouden van een woningcartotheek. b. Om de situatie op de huurmarkt te onderkennen, de daarbij passende maatregelen te kunnen treffen en de huidige knelpunten op te lossen is het gewenst alle woningzoekenden in deze sector centraal te registreren, het toewijzingsbeleid van de corporaties op elkaar af

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 124