- 2 - ad 2. Het door reclamant gestelde, dat bij onteigening de gevel van de uit breiding langs het geprojecteerde voetpad van een andere -duurdere- constructie zou moeten worden voorzien, is niet juist. In augustus 1978 is van de kant van het Grondbedrijf van de Dienst Stadsontwikke ling aan de directeur van de veiling voorgesteld, dat door en op kos ten van de gemeente langs het over te nemen gedeelte van het perceel kadasternummer 5311 een hekwerk zal worden geplaatst en wel op een zodanige wijze, dat dit hek ter plaatse van de nieuwbouw op een afstand van 2 meter uit de nieuwe eigendomsgrens op gemeentegrond komt te staan. Aan weerszijden van het hek zal dan verder beplanting kunnen worden aan gebracht, zulks ter bescherming van de nieuwbouw. Een constructiewijzi ging zal alsdan niet nodig zijn. Bij monde van de directeur van de vei ling is met dit voorstel akkoord gegaan. ad Van voorbarigheid en onzorgvuldigheid van de zijde van de gemeente is geen sprake nu in het ontwerp-besluit (zoals gebruikelijk in dergelijke gevallen) is bepaald, dat a. niet zal worden gedagvaard alvorens onherroepelijk is beslist omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan en b. het besluit tot onteigening als vervallen zal worden beschouwd, indien en voorzover onherroepelijk mocht worden beslist, dat aan het bestem mingsplan goedkeuring wordt onthouden. ad 4. Het gestelde, dat de gemeente geen enkele serieuze poging heeft gedaan het betreffende perceelsgedeelte langs minnelijke weg in eigendom te verkrijgen, is niet juist. De directeur Grondbedrijf van de Dienst Stads ontwikkeling heeft medio 1977 een (door het veilingbestuur onaanvaard baar geachte) koopsom geboden van 12,50 per centiare. Vervolgens rezen de ad 2 omschreven problemen met betrekking tot de situering van de nieuwbouw langs het voetpad. Nadat daarvoor de aangegeven oplossing was gevonden, is (opnieuw) getracht tot overeenstemming te komen over de grondoverdracht aan de gemeente. Omdat het veilingbestuur inmiddels beroep had ingesteld bij de Kroon tegen het door Gedeputeerde Staten van Friesland genomen goedkeuringsbesluit met betrekking tot het bestem mingsplan, wilde het veilingbestuur, vooruitlopende op de beslissing van de Kroon, niet verder onderhandelen over de grondoverdracht. Om deze reden is een eventuele herziening van de geboden koopprijs achter wege gebleven. Er is derhalve ook op dit punt geen sprake van onzorg vuldigheid of onwilligheid van de kant van de gemeente; wij zijn te allen tijde bereid de onderhandelingen over de grondoverdracht te her openen. Op grond van het vorenstaande staan wij op het standpunt, dat de ingediende bezwaren ongegrond moeten worden verklaard. Tenslotte werken wij nog op, dat met de eigenaren van de/het in de "lijst van te onteigenen percelen" en op de grondtekening onder de num mers 2, 3 en 6 vermelde percelen en perceelsgedeelte inmiddels overeen stemming is bereikt omtrent de verkoop van deze eigendommen aan de gemeente. Na effectuering van de betreffende overeenkomsten zal het, voorzover het deze percelen en dit perceelsgedeelte betreft, uiteraard niet meer nodig zijn uitvoering te geven aan het onteigeningsbesluit. Onder mededeling, dat het instemmende advies van de Commissie voor het Grondbedrijf bij de stukken ter inzage is gelegd, geven wij U in overweging te besluiten tot onteigening van een aantal in het bestemmingsplan "Huizum-Dorp" gelegen percelen en perceelsgedeelten overeenkomstig het hierna afgedrukte ontwerp. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J.S. Brandsma Burgemeester W.J.G. Reumer Secretaris.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 396