Het feit dat de brug kennelijk zal worden bediend door de brugwachter van de Noorderbrug brengt een extra last met zich omdat de heer Coree en zijn huurders daarmee gebonden zullen zijn aan de openings tijden van die brug. A%ezien van de belemmering van de doorvaart wordt bovendien de exploitatie van de jachtwerf negatief beïnvloed door de bouw van de brug. Ten stelligste wordt ontkend dat er enig overleg geweest is tussen Burgemeester en Wethouders c.q. functionarissen van de dienst Stads ontwikkeling en de heer Coree aangaande de bouw van de brug en dat de heer Coree zou hebben ingestemd met een doorvaartbreedte van 5 meter. Het is dan ook onjuist dat Burgemeester en Wethouders het Uw raad doen voorkomen als zou er overeenstemming met de heer Coree zijn bereikt Met het oog op deze grieven wordt geconcludeerd dat handhaving van Uw besluit onevenredig grote bezwaren meebrengt voor de heer Coree, zonder dat hij daarvoor compensatie heeft aangeboden gekregen. Bovendien is er ten aanzien van de heer Coree en zijn huurders on zorgvuldig gehandeld waarmee strijd is ontstaan met de algemene begin selen van behoorlijk bestuur. Het bezwaarschrift eindigt met het verzoek aan Uw raad, primair om herziening van Uw besluit van 19 februari 1979» subsidiair om de doorvaartbreedte van de brug na werkelijk overleg met de heer Coree vast te stellen op een voor hem aanvaardbare breedte. Standpunt van Burgemeester en Wethouders inzake het bezwaarschrift. In een brief van 25 april 1979 gericht aan de Commissie wordt door Burgemeester en Wethouders gesteld dat Uw besluit van 9 februari 1979 niet is een besluit waartegen op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen een bezwaarschrift kan worden ingediend, omdat het niet gericht is op enig rechtsgevolg - zoals artikel 2 van de wet vereist - maar uitsluitend het doen uitvoeren van feitelijke handelingen tot strekking heeft. Op grond hiervan meent het college dat reclamant in zijn bezwaren niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. Hoorzitting. Reclamant en het college van Burgemeester en Wethouders zijn door de Commissie in de gelegenheid gesteld hun standpunten nader mondeling toe te lichten in een vergadering van de Commissie op dinsdag 2 mei 1979 om 17.00 uur in het Stadhuis. Reclamant herhaalde nogeens met enige nadere details hetgeen hier boven onder II is weergegeven. Overigens deelde hij met betrekking tot het overleg dat volgens Burgemeester en Wethouders zou hebben plaatsgevonden mede dat de heer PCoree zich na lang nadenken herinnerde dat er twee mensen van de gemeente op bezoek waren geweest, die echter voornamelijk belangstelling toonden voor zijn boot, die toen nog in aanbouw was en die zich bovendien niet presenteerden als vertegenwoordigers van de gemeente met een opdracht tot het voeren van overleg over de bouw van een brug, waarover trouwens niet of nauwelijks werd gepraat. - 3 - Hoewel reclamant erkende dat de brug een nuttige zaak kon zijn voor de bewoners van het nieuwe St. Jozef en van de wijk Oldegalileën e.o. meende hij toch dat hieraan het belang van de heer Coree en van zijn huurders niet mocht worden opgeofferd. Immers over land is een alternatieve route mogelijk terwijl er over water vanuit de jacht haven één doorvaart naar open water is. Hij wees erop dat inmiddels al een aantal huurders de huur had opgezegd. Overigens verwierp reclamant de stelling in de brief van Burgemeester en Wethouders van 25 april 1979 omtrent de niet-ontvankelijkheid. Het beoogd gevolg van Uw besluit is z.i. dat Burgemeester en Wethouders opdracht zullen verstrekken tot de bouw van de brug waarvoor allereerst de benodigde vergunningen moeten worden verkregen. Dat zijn naar zijn oordeel rechtsbehandelingen. Er ligt dus in feite een besluit tot het plegen van rechtshandelingen of, zoals hij het anders formuleerde: Uw besluit van 9 februari 1979 is een voorwaarde voor het rechtsgeldig uitoefenen van een bevoegd heid en derhalve op een rechtsgevolg gericht. Van de kant van Burgemeester en Wethouders werd het standpunt gehand haafd dat reclamant in zijn bezwaren niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Met klem werd gesteld dat er wel degelijk - medio 197 - overleg is gevoerd met de heer Coree en dat de twee functionarissen van de dienst Stadsontwikkeling zich hierbij ook als zodanig hebben gepresen teerd. V. Overwegingen van de Raadsadviescommissie voor de bezwaarschriften. Op grond van de stukken en het verhandelde in de vergadering heeft de Commissie t.a.v. de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift het volgende overwogen. Volgens artikel 7 van de Wet administratieve rechtspraak overheids beschikkingen kan een bezwaarschrift worden ingediend tegen een beschikking welke in artikel 2, eerste lid van die wet wordt omschre ven als een schriftelijk besluit van een administratief orgaan ge richt op enig rechtsgevolg. Uw besluit van 19 februari 1979 is naar het oordeel van de Commissie op te vatten als een beleidsbeslissing van Uw raad, waarbij wordt ingestemd met het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot de bouw van een brug een feitelijke handeling - en waarbij in het verlengde daarvan de benodigde gelden voor de uitvoering ter beschik king worden gesteld. Deze uitspraak heeft weliswaar gevolgen, maar deze werken intern tussen Uw raad en Burgemeester en Wethouders en wel in zoverre dat het college machtiging heeft gekregen gemeentelijke middelen aan te wenden om de werkzaamheden ten behoeve van de brug feitelijk uit te voeren. Hiermee is echter Uw besluit nog niet geworden tot een beschikking als bedoeld in artikel 2 van de wet. Vereist is namelijk dat een zodanig besluit een wijziging in de rechtssfeer tot gevolg heeft en wel in die zin dat er in de ver houding tussen overheden onderling of tussen overheid en burgers of tussen burgers onderling bepaalde rechten en verplichtingen in het leven worden geroepen. Deze wijziging in de rechtssfeer wordt niet veroorzaakt door een besluit, als dat van 19 februari 1979» een beleidsuitspraak, maar wel door eventueel daaropvolgende extern gerichte en op wettelijke bepalingen gebaseerde beschikkingen, zoals in casu het besluit tot het verlenen van een bouwvergunning waarover Burgemeester en Wethouders, willen zij rechtens bevoegd zijn om tot de bouw van de brug over te gaan, ingevolge artikel 47 van de Woningwet dienen te beschikken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 425