- 2 - 2. Mogelijkheden in de bestaande bestuurlijke organisatie. Teneinde duidelijk te maken welke mogelijkheden het partikulier en maatschap pelijk initiatief en/of individuele burgers hebben om zich rechtstreeks tot de verschillende gemeentelijke bestuursorganen te wenden en de relatie daar van met de in deze verordening geregelde procedure aan te geven, wordt hier onder - toegespitst op het welzijnsbeleid - daaraan nog eens nader aandacht geschonken. Voor iedereen bestaat te allen tijde de mogelijkheid om zich met opmerkin gen of vragen tot de gemeenteraad te wenden. Daartoe staan verschillende wegen open. Men kan zich rechtstreeks (schriftelijk)richten tot de gemeente raad als zodanig; men kan zich in verbinding stellen met één of meerdere politieke frakties uit de gemeenteraad of ook met één of meer individuele leden daaruit. Verder kan men zijn weg zoeken via het College van Burgemees ter en Wethouders of in kontakt treden met één lid daaruit, de wethouder die de betreffende aangelegenheid in zijn "portefeuille" heeft. Daarnaast is er nog de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden (bestaande uit 10 raadsleden) wan.rto'e men zich kan wenden en bestaan er voor het welzijns terrein een vijftal funktionele raden (BejaardenraadCulturele Raad, Jeugd raad, Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening en de Sportraad) waarvoor hetzelfde geldt. Verder weten ook velen hun weg te vinden via het ambtelijk apparaat, in dit geval via de afdeling Sociale Zaken en Welzijnsaangelegenheden. Om iedereen zoveel mogelijk in de gelegenheid te stellen dc behandeling van de zaken waarvoor men belangstelling heeft te volgen, zijn de verga deringen van de Gemeenteraad, de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden (voor zover het gaat om voorstellen aan de gemeenteraad en beleidsvoorbe- reidende werkzaamheden voorzover die vallen binnen het kader van de in deze verordening vastgestelde procedure) nn de funkt:ionele raden opennaar en wor den de data en agenda's daarvan bekend gemaakt. In de vergaderingen van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden kan de Commissie aanwezige belangstellenden toestaan en/of uitnodigen in één in stantie het woord te voeren om standpunten toe te lichten of nadere infor matie te verstrekken m.b.t. in de Commissie te behandelen ondei-werpen. het initiatief daartoe kan zowel van belangstellenden als ook van de Commissie uitgaan. Deze kan zelfs individuele personen of groeperingen uitnodigen om een vergadering bij te wonen en de Commissie daarin t.a.v. een bepaald punt van advies te dienen. De hier aangegeven mogelijkheden die iedereen momenteel heef t om zich op ieder gewenst moment rechtstreeks te verstaan met gemeentelijke bestuurs organen blijven door de voorschriften va.n deze procedure-verordening onaan getast. Via de vastgestelde procedure komen er alleen maar mogelijkheden bij om zo veel mogelijk te garanderen dat iedereen die dat wil, zijn inbreng in de .planning kan hebben en wel zodanig ka i* I j 3. het voorbereidingsproces voor plannen en programma's. De plaats en taak van het partikulier en maatschappelijk initiatief in relatie tot de plaats en taak van het gemeentebestuur. Overheid en partikulier initiatief zijn in principe gelijkwaardige partners, op elkaar aangewezen vanuit hun gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het welzijnsbeleid. Zowel de overheid als het partikulier initiatief hebben - binnen de wisselwerking die tussen beide moet bestaan - echter op het terrein van het welzijnswerk ook een duidelijk eigen verantwoordelijk heid. De verantwoordelijkheid van het p.i. ligt met name op het terrein van de uitvoering van het beleid en op het werkinhoudelijke vlak (instel lingsbeleid)!^ dat gebied heeft het p.i. een vrij grote mate van bewegings vrijheid. Cn zichzelf is het ook terecht dat deze verantwoordelijkheid zo dicht mogelijk ligt bij de mensen waar het in het welzijnswerk om gaat. Het p.i. is in vergaande mate autonoom ten aanzien van de wijze van organi satie, zowel intern in eigen instellingen als ook extern tussen instellingen; hetzelfde geldt m.b.t. de werkwijze. De basis voor het welzijnswerk moet bij de bevolking en de min of meer geïnstitutionaliseerde groepen daaruit lig gen. Uiteindelijk zullen daér in het kader van de gemeentelijke beleids voorbereiding de bouwstenen moeten worden aangegeven voor wat er op het ter rein van het welzijn zou dienen te gebeuren en op welke wijze dat 't beste gestalte zou kunnen krijgen. In dit opzicht onderschrijven wij de opvatting dat samenhang en onderlinge afstemming in het welzijnswerk zaken zijn die zoveel mogelijk vanuit de basis ("werkvloer") bevorderd en gerealiseerd zullen moeten worden. Het is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om ook op het welzijnsterrein beleidskeuzen te maken, prioriteiten te stellen en samenhang te bevorderen. Het vaststellen van nlannen, in het kader van de rijksbijdrageregelingen .is dan ook terecht opgedragen aan de gemeenteraad. Om die verantwoordelijkheid waar te maken za.1 de raad dan ook in staat moeten zijn in het afwegingsproces dat daaraan vooraf gaat een aktieve rol te spelen. Daarnaast is het van belang, dat ook de voortgang van de planvoor bereiding onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad valt. De - van de gemeenteraad afgeleide - verantwoordelijkheid voor de gehele beleidsvoor bereiding, zowel betreffende de voortgang als ook betreffende de aan de gemeenteraad ter beslissing of aan de Commissie ter advisering voor te leg gen resultaten daarvan, berust bij het College van Burgemeester en Wethou ders als dagelijks bestuur van de gemeente. Het zou onjuist en ongewenst zijn voor een deelgebied (welzijnsplanning) daar een andere "beleidsvoorbereider" naast te zetten. Met het vaststellen van dit uitgangspunt t.a.v. de taak van de gemeenteraad en B. en V. worden de verantwoordelijkheden daar gelegd (gelaten) waar ze behoren. Dit uitgangspunt heeft mede ten grondslag gelegen aan deze procedure-veror dening.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1979 | | pagina 495