- 6 -
Dit betekent dat de verbeteringen voornamelijk b innen het bestaande kas-
ko aangebracht moeten worden. Dit punt zal expliciet in de te maken be
stemmingsplannen behandeld moeten worden.
Resumerend stellen wij u voor met het door ons geformuleerde uitgangs
punt in te stemmen en er bij de minister op aan te dringen de aanwijzing
en het uitvoeringsplan met inachtneming hiervan goed te keuren.
bParkeren
Een van de kernproblemen in stadsvernieuwingsgebieden wordt gevormd
door het parkeervraagstukDe wijken zijn totstand gekomen in een tijd
toen het autobezit minimaal was, doch nu dit inmiddels gemeengoed is
geworden en naar verwachting nog zal toenemen, komt de leefbaarheid in
het gedrang doordat de oorspronkelijke leef- en woonruimte plaats heeft
moeten maken voor stallingsruimte.
Ter bepaling van de benodigde ruimte voor het parkeren is in de plannen
uitgegaan van een parkeernorm 1:1, die in de eindsituatie moet zijn
bereikt. De huidige parkeerproblematiek zou wellicht oplosbaar zijn met
een lagere norm, doch wij menen dat de gekozen norm het knelpunt ook
voor de toekomst afdoende oplost. Een oordeel dat mede gesteund wordt
door de provinciale- en rijksvertegenwoordigers, aldus is ons gebleken
tijdens het gevoerde overleg. Er zal namelijk rekening mee moeten wor
den gehouden dat het autobezit nog zal toenemen, enerzijds omdat steeds
meer mensen in de gelegenheid zijn een auto te kopen en anderzijds om
dat de autobezitters gebruik zullen blijven maken van deze vervoerswij
ze ook nadat ze tot de kategorie bejaarden zijn gaan behoren.
Daarenboven zal in de nabije en iets verdere toekomst het percentage
sen— en tweepersoonshuishoudens zeker in de oudere stadswijken toene
men. Dit zal leiden tot een groter autobezit, zeker wanneer de huidige
ontwikkelingen op het gebied van het hebben van een dienstbetrekking
door meer dan één lid van het gezin c.q. leefgemeenschap zich zal voort
zetten.
Het inpassen van de parkeerfunktie in de totale verbetering van de
stadsvernieuwingsgebieden betekent dat in de bestaande en opnieuw in te
richten woonstraten minder ruimte beschikbaar komt ten gunste van het
wonen. De noodzakelijke ruimte zal gevonden moeten worden door het in
richten van kleine konsentraties parkeerplaatsen waar ze nog niet zijn.
In principe zal dat kunnen gebeuren op plaatsen waar thans nog andere
bestemmingen zijn, bijvoorbeeld woningen, doch dan alleen die welke om
stedebouwkundige en bouwkundige kwaliteiten zonder bezwaar kunnen ver
dwijnen. v
Een andere voor de hand liggende oplossing kan zijn het maken van onder-
of bovengrondse parkeerdekken. Deze dienen niet zo groot te zijn en op
een redelijke afstand van de gebruikers te liggen. Het voordeel hiervan
is dat op een relatief kleine ruimte een groot aantal auto's geplaatst
kan worden en de ingreep in de bestaande bebouwing zo gering moge
lijk is. De ontwerp-struktuurmodellen voor Cambuursterpad en Molenpad
dragen deze oplossing ook als mogelijkheid aan. De haalbaarheid, zowel
financieel, stedebouwkundig, als uit een oogpunt van wcnselijklieid en
behoefte bij de bevolking zal nader uitgewerkt en afgewogen moeten wor
den. Het lijkt ons echter juist rekening te houden met een dergelijke
oplossing. Een belangrijk aspekt bij die afweging, zal zeker de finan
ciële haalbaarheid zijn.
- 7 -
Weliswaar komen deze werken in principe voor subsidiëring in het kader
van de I.S.R. in aanmerking, doch de minister stelt zich daarbij op het
standpunt dat er inkomsten in de vorm van parkeergelden tegenover moe
ten staan. Als vuistregel wordt gehanteerd dat bij het bepalen van de
inkomsten uit ondergrondse garages in stadsvernieuwingsgebieden uitge
gaan moet worden van een bezettingsgraad van 80% en een huur van 45,
per plaats per maand. In de exploitatie van de Schil-Oost is rekening
gehouden met een opbrengst van 45,per maand voor elke ekstra plaats
die boven de begane grond wordt gerealiseerdNaar ons oordeel moet dit
niet gezien worden als een zuivere en definitieve berekening, doch als
een stelpost waarbij de intentie wordt vastgelegd dat bij eventuele re
alisering een bepaalde opbrengst verwacht mag worden. Het zal namelijk
wellicht gewenst zijn dat in de stadsvernieuwingsgebieden de ekstra in
vesteringen in dergelijke parkeeroplossingen niet alleen worden opge
bracht door de gebruiker, maar door het totale gebied, in kasu ook door
de gebruikers die hun auto op de begane grond (openbare straat) parke
ren. In de nieuwe bestemmingsplangebieden worden namelijk ook alle par
keervoorzieningen verwerkt in de grondkosten, en een soortgelijke kon-
struktie is denkbaar in bestaande gebieden waar nieuwe investeringen
nodig zijn. Het zal evenwel duidelijk zijn dat dit vraagstuk nadere
studie vergt en dat deze in het korte tijdsbestek wat ons ter beschik
king stond niet mogelijk was.
Naar ons oordeel kan thans volstaan worden met de uitspraak dat bij het
maken van de uitvoeringsplannen het scheppen van parkeergelegenheid op
de hierboven geschetste wijze tot de te bestuderen mogelijkheden beho
ren.
Het onroerend goed dat de gemeente zelf voor de uitvoering van de stads
vernieuwingsplannen moet inbrengen en dat haar van oudsher in eigendom
behoort, wordt gewaardeerd tegen de boekwaarde. Aangezien deze veelal
relatief gering is en niet in overeenstemming met de ekonomische waar
de impliceert dit dat de gemeente bij plannen waar ze veel eigen onroe
rend goed moet inbrengen in een ongunstige positie komt te staan ten op
zichte van het ingebrachte goed, dat van partikulieren is gekocht ten
behoeve van de stadsvernieuwing.
Hoewel dit uitgangspunt redelijk is indien het gronden betreft die een
openbare bestemming hebben, zoals straten, parken en plantsoenen is die
redelijkheid niet aanwezig bij gronden en opstallen die een (publieke)
bedrijfsbestemming hebben. Dit laatste doet zich voor in Oldegalileën,
waar met name het terrein van de gemeentewerf een belangrijke en naar
onze mening een onmisbare schakel is in het uitvoeringsplan. De gemeen
tewerf moet worden verplaatst omdat de aanwezigheid als storend wordt
ervaren en omdat het terrein een goede mogelijkheid biedt een aantal wo
ningen te realiseren ter versterking van de woonfunktie. Het handhaven
c.q. versterken van de woonfunktie is als hoofddoelstelling voor dit
gebied door uw raad vastgelegd (besluit van 1 7 november 1975, nr. 14714).
De motivatie wordt volledig ontleend aan de stadsvernieuwing en niet
aan het bedrijf zelf. Bezien vanuit de bedrijfsvoering pleit er veel,
zo niet alles voor dit bedrijf te handhaven, zulks gezien zijn funktie.
De huidige plaats is namelijk centraal gelegen.
Door de regeling van de I.S.R. moet als een kostenbedrag 134.000,
zijnde de boekwaarde worden opgevoerd, hetgeen slechts een gering deel
is van de kosten die voortvloeien uit die verplaatsing.