INHOUD Inleiding. Huidige taak, plaats en organisatie van het Welstandstoezicht in Leeuwarden 2.1. Wettelijk kader. 2.2. Welstandsadviescommissie. 2.3. Werkgroep en Commissie Monumentenzorg. 2.4-. Hogere Schoonheidscommissie. Toekomstige taak, plaats en organisatie van het Welstandstoezicht in Leeu- warden. 3.1. Algemeen. 3.2. Multifunctionaliteit. 3.3. Openbaarheid. 3.A. Objectivering van het toezicht. 3.5. Door de Raad vastgestelde doelstellingen. 3.6. Welstandstoezicht in de praktijk: aard en werkwijze. 3.7. Positie van het Welstandstoezicht. 3.8. Organisatiestructuur 3.9. Samenstelling van de commissie. 3.10. Ambtelijke ondersteuning. Het Oversticht. A.l. Organisatie en werkwijze. A.2. Toepasbaarheid voor Leeuwarden. Provinciale Friese Schoonheidscommissie nieuwe stijl. Samenvatting, voorstellen en verdere procedure. INLEIDING. Het welstandstoezicht kan zich de laatste jaren verheugen in een steeds groter wordende belangstelling van allen, die er direkt of indirekt bij zijn betrokken. De discussies over deze materie worden dan ook in allerlei toon aarden gevoerd, afhankelijk van de verwachtingen en ideeën, alsmede de plaats en kwaliteit van waaruit de betrokkenheid wordt gevoeld. Al deze discussies kunnen teruggevoerd worden tot een aantal hoofdpunten, te weten: a. het effect en het nut van het welstandstoezicht. Hierbij speelt het gevoel een rol, dat het gehele toezicht slechts marginale effecten teweeg brengt en bij de werkelijke, beeldbepalende elementen, zoals de grotere bouwwer ken geen wezenlijke bijdrage kan leveren. Deze in het oogspringende en niet met de eigen denkbeelden omtrent welstand en esthetica van de beoordelaar strokende objecten worden dan aangevoerd als even zovele bewijzen van een falend welstandsbeleid. In elke plaats zijn dergelijke voorbeelden voor handen; b. de reikwijdte van de welstandstoetsing. Tot op heden strekt deze zich hoofd- zakelijk uit tot het bouwproces sec. Hoewel dit historisch gezien verklaar baar is, wint de mening, dat welstand zich dient uit te strekken tot de to tale bebouwde en onbebouwde omgeving en dat de oorsprong in feite is terug te voeren tot de stedebouwkundige planontwikkeling (de zgn. multifunctiona liteit) steeds meer terrein; c. de openbaarheid en het ontbreken van objectief begrensde toetsingscriteria. De huidige maatschappelijke ontwikkelingen inzake democratisering en de daarmee gepaard gaande verantwoordingsplicht van hen die invloed hebben op de besluitvorming, verdragen zich niet met een instituut, dat veelal achter gesloten deuren vergadert en zijn beslissing niet laat toetsen aan vooraf gestelde criteria. De waas van geheimzinnigheid, die veel welstandscolleges omringt werkt geen positieve waardering voor het welstandstoezicht in de hand. Bij dit alles komt, dat de burger mede als gevolg van de inspraak veel meer belangstelling is gaan tonen voor zijn omgeving en de daarin op tredende veranderingen. Dit uit zich ondermeer in de wens tot direkte deel name aan en invloed op het welstandstoezicht. Ook in de gemeente Leeuwarden zijn deze ontwikkelingen niet ongemerkt voorbij gegaan. In de Raad is het functioneren van het welstandstoezicht in de afgelopen jaren meermalen onderwerp van discussie geweest, waarbij door het college van Burgemeester en Wethouders is toegezegd hierover een nota te laten samenstellen. De in de vergadering van 13 december 1977 aangenomen motie geeft aan welke punten in deze nota behandeling behoeven. Deze hebben in hoofdzaak betrekking op hetgeen hierboven reeds is vermeld. De in de motie genoemde publikaties zijn zoveel als mogelijk in de overwegin gen betrokken en verwerkt. Een andere aanleiding tot het opstellen van de onderhavige nota is de publikatie van het rapport "Welstandszorg in Friesland" vervolgnota)uit gebracht door de vanwege de Bestuurscommissie van de Provinciale Friese Schoonheidscommissie ingestelde commissie Houben. Het rapport bevat een aan tal aanbevelingen om te komen tot een algemene ombuiging van het welstandsbe leid in de provincie Friesland. Het zal duidelijk zijn, dat de inhoud van het rapport een weerspiegeling is van de hierboven gememoreerde discussies omtrent het welstandswerk. Een van de door de commissie gedane en door het bestuur aanvaarde aanbevelingen houdt in de huidige organisatie om te zetten in een stichting waarbij ook de gemeen ten Leeuwarden en Sneek - tot op heden twee friese gemeenten die een eigen welstandscollege hebben - zich zouden moeten aansluiten. Het betreffende rapport is het college van Burgemeester en Wethouders aange boden met het verzoek de Raad uit te nodigen een uitspraak te doen over de gewenste aansluiting bij het provinciale welstandsinstituut nieuwe stijl. Deze nota heeft derhalve mede tot doel een standpunt te bepalen ten aanzien van ge noemd verzoek. In de nota wordt achtereenvolgens aandacht geschonken aan:

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 235