- 8 - 3. TOEKOMSTIGE TAAK, PLAATS EN ORGANISATIE VAN HET WELSTANDSTOEZICHT IN LEEUWARDEN 3.1. Algemeen. In de Inleiding is een kort overzicht gegeven van de hoofdpunten waarop de discussies rond het welstandstoezicht betrekking hebben. Ge constateerd moet worden, dat een soortgelijke ontwikkeling waarneembaar is in Leeuwarden, hetgeen ondermeer mag worden afgeleid uit de in de raad gevoerde besprekingen. Een ontwikkeling, die nog niet, althans in onvoldoende mate, tot uitdrukking is gekomen in het te voeren beleid en de daarop gebaseerde organisatie. Tot op heden vertoont het welstandstoezicht nog teveel het karakter dat het heeft meegekregen in de Woningwet. De hieruit voortvloeiende negatieve taakopvatting - het mag geen aanstoot geven - en de laatste ontwikkelingen die het welstand meer zien als een positieve zorg - be trokkenheid van allen bij de bebouwde en onbebouwde omgeving - zijn nog niet uitdrukkelijk tegen elkaar afgewogen. In het onderstaande zal deze afweging worden verwoord. Hierbij spelen in feite dezelfde aspecten een rol: a. hoe ver strekt het welstandstoezicht zich uit, met andere woorden moet het karakter niet multifunctioneel zijn, waardoor het welstands toezicht een integrerend onderdeel wordt van het ruimtelijk ordenings proces b. de openbaarheid en inherent daaraan de wijze waarop het welstandstoe zicht wordt vertaald naar en ervaren door de burgers; c. de objectivering van het welstandstoezicht door het vastleggen van toetsingskaders: van tevoren vastgestelde en in de meeste gevallen te hanteren criteria, door de raad in speciale gevallen geuitte wen sen etc. d. het karakter en de plaats van het welstandstoezicht. Werken naar een situatie waarin alle betrokkenen medeverantwoordelijkheid moeten kun nen dragen en dat ook willen. Aan de hand van deze punten zal een schets worden gegeven van het welstandstoezicht, zoals dat voor de toekomst mogelijk is. Op basis van de dan geformuleerde uitgangspunten zal de organisatie in ogenschouw wo r d en genomen Vooraf echter enkele kanttekeningen, die bij het geheel niet uit het oog mogen worden verloren. 1Het dynamische karakter van het welstandstoezicht vereist de nodige ruimte waarbinnen het zich kan ontplooien tot een continue aangele genheid. Al te strak geformuleerde criteria en uitgangspunten kunnen hiermee in strijd komen. De vertaling van het begrip welstand evolu eert immers met de maatschappelijke ontwikkelingen. Wat gisteren mooi en acceptabel was, is dat morgen wellicht niet meer en was het eergisteren ook niet. Het welstandstoezicht zal dan ook de gelegen heid geboden moeten worden hierop in te spelen. 2. Welstandsbeoordeling is en blijft een werkzaamheid met sterk subjec tieve inslagen. De benatwoording van de vraag of iets voldoet aan redelijke eisen van welstand zal niet alleen bepaald worden door de tijd, maar bovenal door de eigen verwachtingen en ideeën omtrent mooi en lelijk. - 9 - Dit alles zal tot resultaat hebben, dat ten allen tijde voorbeelden aan gehaald zullen en kunnen worden waarover met afkeuring wordt gesproken. Het beleid zal daarom moeten volstaan met het scheppen van een zodanige situatie voor het welstandsbeleid dat er voldoende voorwaarden en waar borgen zijn om twijfels ten aanzien van de wijze waarop de adviezen tot stand komen weg te nemen in de hoop en de verwachting dat de resultaten zelf geaccepteerd kunnen worden. .2. Multifunctionaliteit Indien er gesproken wordt over het multifunctionele karakter van het welstandstoezicht dan wil dit zeggen, dat welstand niet slechts een rol speelt in het kader van de bouwvergunningen, doch zich uitstrekt over het gehele proces van ruimtelijke orderning/stedebouw vanaf de voorbereiding tot en met de concretisering in de vorm van bouwwerken. Het toezicht heeft zich tot op heden in Leeuwarden - en in praktisch alle gemeenten - echter beperkt tot het laatste en dan nog tot de bouwwerken sec, hetgeen ook past binnen het raam van de wet. Niettemin heeft de redactie van de Woningwet (art. 3, lid 2 sub i) en de bouwverordening (art. 34, lid 1) op dit punt een tegenstrijdigheid in zich. Aan de ene kant wordt namelijk voorgeschreven, dat bij de welstandsbeoordeling niet alleen rekening moet worden gehouden met het te beoordelen object maar ook met de bestaande omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Daarentegen wordt wel standsbeoordeling niet voorgeschreven bij wijzigingen in die omgeving. Er wordt wel een relatie gelegd tussen twee grootheden, maar slechts één daarvan wordt beoordeeld en afgestemd op de ander. Er wordt gedaan alsof er één variabele en één constante is, terwijl in feite beide varia bel zijn. Een gunstig advies omtrent het ontwerp-bouwwerk is mede geba seerd op de bestaande omgeving (incl. niet-bouwwerken)Er wordt een af stemming, een harmonieus geheel geconstateerd op dat moment. Toetsing bij het ontwerp van een bouwwerk alleen is daarom onlogisch, omdat hier door welstandstoezicht een momentopname wordt, terwijl het een continue- proces dient te zijn. Dit impliceert dat opnieuw een beoordeling dient plaats te vinden indien één van de medebepalende factoren, in casu de bestaande omgeving, zich concreet wijzigt. Medebeoordeling van die wij zigingen wordt juist in onze tijd zo gewenst, omdat die bestaande omge ving geen bouwwerken zijnde, qua inrichting en beeldvorming steeds be- langerijker wordt en steeds meer aandacht krijgt van de direct betrok kenen. Woonomgevingsverbeteringsplannen in stadsvernieuwingsgebieden, maar ook inrichtingsplannen in nieuwbouwwijken laten dit duidelijk zien. Vormgeving en uiterlijk van straatmeubilairkleur en soort van te ge bruiken materialen. Profielen, beplanting e.d. zijn zaken die de aan dacht hebben en de beeldvorming bepalen. De relatie tussen bebouwde en onbebouwde omgeving is bijvoorbeeld ook duidelijk aanwezig bij grachten gordels, wegen met een landschappelijk karakter, wegen die begeleid wor den door bomen e.d., maar ook de aankleding van gewone woonbuurten en werkterreinen worden qua beeldvorming steeds interessanter. Wijziging van die omgeving, door demping van wateren, verbreding van profielen etc. heeft veelal een ingrijpende beeldverandering tot gevolg. Juist om die relatie en op elkaar afgestemde beeldvorming is het gewenst dat plannen tot wijziging van de buitenomgeving ter beoor deling worden voorgelegd aan de welstandsadviescommissie. Hierbij moet evenwel direct worden opgemerkt, dat het dwingend voorschrijven van het inschakelen van de welstandsadviescommissie niet past binnen de huidige wettelijke regelingen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 239