Welstand in deze zin zal op een breed front kans van slagen hebben, indien allen er van overtuigd zijn en het gevoel hebben, dat de zorg voor de omgeving een gemeenschappelijke zorg is. Positie van het welstandsinstituut. In het voorgaande is uiteengezet hoe het welstandstoezicht mede op basis van de huidige inzichten op dit terrein zou kunnen functioneren. Hieraan gekoppeld is de vraag of het niet wenselijk is deze taak onder te brengen in een groter verband, bijvoorbeeld een intergemeentelijk adviesorgaan. Verschillende kleinere, maar ook grotere gemeenten hebben in het verleden een dergelijke stap genomen en deze o.a. gebaseerd op de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Voorbeelden van grotere samenwer kingsverbanden zijn in voldoende mate voorhanden. Ook in onze provincie waar de Provinciale Friese Schoonheidscommissie functioneert en alle ge meenten met uitzondering van Leeuwarden en Sneek omvat. Door enkele raadsleden is in dit verband de mening naar voren ge bracht, dat het (de) welstandstoezicht (-zorg) wellicht beter zal func tioneren, als dit wordt opgedragen aan een intergemeentelijke instantie, Bij dit beter functioneren wordt onder meer gedacht aan de volgende fa cetten: a. een betere integratie van de diverse aspecten van welstand in één orgaan; b. de aanwezigheid van bredere deskundigheid; c. de grotere onafhankelijkheid (en daardoor meer objectiviteit) van de deskundigen. In het voorgaande is reeds aandacht geschonken aan deze aspecten en dit zal met name nogmaals plaatsvinden in hoofdstuk 5 waar expliciet wordt ingegaan op het verzoek tot aansluiting bij de Provinciale Friese Schoon heidscommissie. Kort samengevat is de Leeuwarder situatie niet zodanig, dat aan deze overwegingen de conclusie kan worden verbonden het welstands toezicht in een groter verband onder te brengen. Door enkele wijzigingen en correcties kan de eigen structuur zodanig aangepast worden, dat de als zodanig ervaren tekortkomingen worden ondervangen. Voor wat betreft de organisatie kan ook nog worden gewezen op het zgn. experiment van de gemeente Loenen. Hier is op basis van artikel 61 van de Gemeentewet een commissie in het leven geroepen van "dorps— en landschapsschoon, milieuhygiëne en monumenten". Met name verdient het feit dat deze commissie sommige zaken zelf standig kan afdoen de aandacht. De beslissing van deze commissie komt in de plaats van die van het college van Burgemeester en Wethouders c.q de Raad. Al deze organisatievormen verdienen niet de voorkeur boven de huid ge conceptie in de gemeente Leeuwarden. Hiervoor pleiten de volgende argu menten. 1. De wet laat er geen twijfel over bestaan, dat welstandsbeoordeling een autonomegemeentelijke taak is en het ligt dan ook voor de hand, dat de gemeente deze taak zelf ter hand tracht te nemen. Delegatie van de adviserende bevoegdheid aan een ander, bijvoorbeeld een intergemeente lijk orgaan zal alleen dan wenselijk en nodig zijn indien de betref fende gemeente niet in staat is dit aspect zelf te behartigen (bijv. wegens te geringe omvang van de gemeente of gebrek aan deskundigheid Dit is in Leeuwarden niet het geval (zie hfdst. 5). - 19 - 2. Een advies inzake welstand is slechts een van de punten die bij de beoordeling van de plannen een rol spelen. Daarnaast spelen andere belangen een rol, zoals de volkshuisvesting, stedebouwkundige moge lijkheden en wenselijkheden, kosten etc. Al deze belangen dienen tegen elkaar afgewogen te worden alvorens een definitief standpunt in te nemen. Een standpuntbepaling die in alle gevallen is voorbe houden aan het college van Burgemeester en Wethouders en indien de welstandsadviescommissie conform het voorstel ook ingeschakeld zal worden bij de woonomgevingsplannen en bestemmingsplannen aan de Raad. Welstandstoezicht is derhalve een taak die thuishoort in de voorberei dende fase en is niet het sluitstuk zelf. Om deze reden dient de welstandsadviescommissie geen afdoeningsbevoegdheid te worden toege kend. Dit alles nog afgezien van de politieke verantwoordelijkheid. Die is duidelijk aanwezig in de huidige structuur, waarin het college die verantwoordelijkheid draagt, maar is minder goed in te passen bij een commissie met een beslissingsbevoegdheid. Bovenstaande wil geenszins zeggen, dat welstand een ondergeschikte aangelegenheid is en voortdurend moet wijken voor de andere belangen. Integendeel, in sommige gevallen kan het zelfs van doorslaggevende betekenis zijn. Het blijft evenwel een afweging in een breed kader. Een afweging die het college in alle vrijheid moet worden gelaten om tot een evenwichtig beleid te kunnen komen. Bezien tegen de bovengenoemde achtergronden, behoeft de huidige structuur niet ingrijpend gewijzigd te worden en kan volstaan worden met interne aanpassingen om het geschetste beeld te kunnen realiseren. .8. Organisatiestructuur. De huidige organisatie van de welstandsadviescommissie is een voudig van opzet, in die zin dat de commissie maximaal zeven leden, een adviseur en de secretaris in haar totaliteit de adviezen uitbrengt. Adviezen die in hoofdzaak betrekking hebben op de ingediende bouwaan- vragen. Indien de commissie de taak krijgt, die in het voorgaande is geschetst zal aanpassing van de organisatie nodig zijn. Kort samengevat bestaat de taak dan uit: - het geven van adviezen over ingediende bouwplannen en plannen voor de buitenomgeving; - integrerend adviesorgaan voor de monumentenzorg; - het geven van adviezen over ontwerp-stedebouwkundige plannen; - het gemotiveerd onderbouwen van de adviezen aan de hand van vast te stellen beoordelingsmaatstaven; - voorlichtingsactiviteiten met het doel welstandstoezicht om te vormen tot welstandszorg en het welstandsbeleid kenbaar en aanvaardbaar te maken bij de betrokken burgers; - zich beraden op en het nemen van initiatieven om te komen tot algemene richtlijnen op daarvoor in aanmerking komende onderdelen van het wel standsbeleid. Deze taak kan niet uitgevoerd worden door één samengestelde commis sie. In de eerste plaats niet, omdat er een duidelijk onderscheid is te maken tussen bijvoorbeeld monumenten en overige bouwwerken en in de tweede plaats niet uit een oogpunt van doelmatigheid. Om tot een prak tische en werkbare organisatie te komen verdient het aanbeveling de wel standsadviescommissie onder te verdelen in een aantal commissies, die ieder voor zich, maar binnen het raam van het totale welstandsbeleid, een deel van de taak uitvoert. De welstandsadviescommissie, of liever gezegd de commissie welstandszorg blijft dan wel bestaan en wordt ge vormd door alle leden die in een van de (sub-) commissies zitten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 244