Direct na het feitelijk in gebruik nemen is Hippo begonnen met het organiseren van muziekavonden. Klachten van omwonenden over geluidover last dateren ook reeds uit de beginperiode. Toch werd op 2 juli 1975 aan Hippo een volledige muziekvergunning (dus zonder beperkingen in aantal) verleend, zowel voor mechanische als voor levende muziek. Op 1 augustus 1975 werd aan Hippo een Drank- en Horecavergunning verleend, Door het bestuurslid van Hippo, dat in in de Drank- en Horecawet bedoel de algemene leiding zou geven, werd toegezegd dat zij zodanige maat regelen zou nemen, dat in het vervolg door omwonenden geen hinder of overlast van de in de inrichting te maken muziek zou worden ondervonden. De klachten tegen geluidoverlast bleven echter aanhouden. Een eerste gezamenlijk gesprek met bestuurs- en stafleden van Hippo, enige klagers en een vertegenwoordiger van de politie had plaats op 28 augustus 1975 onder leiding van wethouder Weide. Hippo werd er op gewezen dat het zich zou moeten houden aan de voorwaarden, verbonden aan de muziekvergunning. Het bestuur van Hippo zou de klachten van omwonenden op korte termijn bestuderen en trachten de nodige maatregelen te nemen. Op 4 december 1975 schreef de burgemeester een brief aan het bestuur van Hippo met de mededeling dat de afgelopen maanden herhaaldelijk klachten over geluidoverlast van omwonenden waren ontvangen, waarvan bij onder zoek was gebleken dat ze gegrond waren. Hoewel dit laatste ter kennis was gebracht van degenen die met de leiding in het jeugdcentrum waren belast, had dit tot geen enkele verbetering geleid. Daarbij werd tevens opgemerkt dat ook een aantal gesprekken van wethoudsr Weide en hoofdinspecteur Nienhuis met het bestuur van Hippo geen resul taat hadden gehad. De burgemeester deelde mee dat hij zich genoodzaakt zou zien om - indien wederom zou worden geconstateerd dat duidelijke overlast werd veroorzaakt - de verleende muziekvergunning met onmiddelliji ingang in te trekken. Ook deze brief had niet het gewenste resultaat. De klachten over geluid overlast bleven aanhouden. Bij controle bleek dat - in ieder geval in een aantal gevallen - van erg hinderlijke geluidoverlast sprake was. Korte tijd daarop zag de burgemeester zich dan ook genoodzaakt de ver gunning voor levende muziek in te trekken; dus niet die voor mechanische muziek. De motivering daarvoor was dat de leiding van Hippo volgens eigen verklaring het geluidvolume bij levende muziek niet in handen had en daarop nauwelijks invloed kon uitoefenen; bij mechanische muziek was zulks wel het geval. Een aantal lopende contracten voor levende muziek konden door Hippo niet meer worden geannuleerd (het betrof een viertal). Daarvoor werden alsnog individuele vergunningen verstrekt. Het niet meer kunnen houden van muziekavonden met levende muziek was uiteraard voor Hippo een ernstige handicap. Dit probleem werd ook een aantal malen besproken in de Jeugdraad. De toenmalige voorzitter van die Raad, de heer W. Brik, - deed het aanbod een poging te wagen de moeilijk heden tot een oplossing te brengen. Zowel het Gemeentebestuur als het bestuur van Hippo stemden daarmee in. De heer Brik heeft samen met de heer A.J.Breimer (eveneens lid van de Jeugdraad) op 5 april 1976 een rapport uitgebracht, waarin werd voorgesteld met de financiële steun van de gemeente geluidsisolatie in het gebouw aan te brengen en voorts een permanente begeleidingscommissie in te stellen om te bemiddelen tussen omwonenden en Hippo ter zake van eventuele klachten. Voorts werden als interim-maatregelen voorgesteld: a. het verstrekken van kwartaalvergunning voor mechanische muziek (zonder beperking in aantal avonden); b. het verstrekken van incidentele vergunningen voor maximaal vier life- concerten per kwartaal in het gebouw van Hippo; c. het verstrekken van incidentele vergunning voor life-concerten elders met medewerking van de gemeente. Reeds een week later (nl. op 12 april 1976) deelde de burgemeester aan het bestuur van Hippo mede dat werd ingestemd met het advies van de - 5 - Commissie Brik en dat voor mechanische muziek een kwartaalvergunning zou worden verleend en voor levende muziek vier incidentele vergunning per kwartaal. Daarbij werd er op gewezen dat bij de beoordeling van de vraag of voor laatstbedoelde muziekavonden vergunningen zouden worden verleend, mede in aanmerking zou worden genomen of en zo ja, in welke mate er bij een voorgaande incidentele vergunning (voor levende muziek) sprake is geweest van overlast. Hippo schreef op 15 april 1976 dat met bloedend hart akkoord werd gegaan met de vier vergunningen per kwartaal, doch dat concerten met levende muziek waarbij geen overlast werd veroorzaakt in dit aantal niet zouden mogen worden meegeteld. Op 24 mei 1976 berichtte de burgemeester Hippo o.m. het volgende: "met uw voorstel, dat concerten, welke geen of nagenoeg geen overlast veroorzaken, buiten beschouwing zouden moeten blijven voor de vaststel ling van het aantal vergunningen, kan ik niet instemmen, aangezien er vanuit dient te worden gegaan dat geen overlast aan derden wordt bezorgd. Kort daarna startte ook de in het rapport Brik bedoelde permanente begeleidingscommissie haar werkzaamheden. Hieraan kwam, nadat een aantal keren was gepoogd bij klachten te bemiddelen, op 1 december 1976 een eind. Hippo liet weten met de beperkingen op muzikaal gebied als jeugdcentrum niet te kunnen funktioneren, terwijl de klachten bleven voortduren. De commissie concludeerde dat de basis voor positief samen werken was weggevallen, nu keer op keer bleek dat Hippo zich niet hield aan gemaakte afspraken. Enige dagen later, nl. op 8 december 1976, had een bespreking plaats tussen Gemeentebestuur en bestuur van Hippo, waarin over de verdere gang van zaken m.b.t. de afgifte van muziekvergunningen van gedachten werd gewisseld (na het terugtreden van de permanente begeleidingscommissie Het resultaat van die bespreking was dat in feite, zij het met enige nuancering, vooralsnog op dezelfde wijze zou worden voortgegaan voor zover het de verstrekking van muziekvergunningen betreft. Volgens informaties van de politie is nadien in de jaren 1977 en 1978 bij herhaling door omwonenden en wel in het bijzonder doch niet uit sluitend door de familie Heijnen geklaagd over geluidoverlast door Hippo, soms enige keren per week. Herhaalde keren is bij geconstateerde geluidoverlast een een der dienstdoende beroepskrachten in Hippo verzocht de muziek zachter te zetten. Die verzoeken hadden soms resultaat, ande re keren slechts voor korte ogenblikken of in het geheel niet. Helaas moesten politiefunktionarissen zich bij dergelijke contacten verschei dene malen laatdunkende en onheuse bejegeningen laten welgevallen. De burgemeester heeft een aantal keren van de leiding van de politie het dringende verzoek gehad dit soort controles niet meer te doen hou den, aangezien de verantwoordelijke instanties kennelijk niet bereid of in staat waren de nodige maatregelen te treffen en het "verzoeken de muziek zachter te zetten" als zodanig in feite tot geen resultaat leidde. Op 29 november 1978 vond inmiddels nog weer een bespreking plaats tussen Gemeentebestuur en bestuur van Hippo naar aanleiding van een verzoek van Hippo om uitbreiding van het aantal muziekvergunningen. Dit in verband met het feit dat in de Harmonie geen popconcerten meer konden worden gehouden. Inmiddels had de Gemeenteraad besloten 500.000,beschik baar te stellen voor de verbouwing van de panden in de Schoolstraat. Het verzoek van Hippo moest worden afgewezen, aangezien nog steeds klachten over geluidoverlast werden ontvangen. De burgemeester heeft er in dat gesprek wel op gewezen dat het Gemeentebestuur inmiddels had besloten tot definitieve huisvesting van Hippo in de Schoolstraat, daarvoor gelden waren uitgetrokken en zou worden voorgesteld het bestem mingsplan hierbij aan te passen. De burgemeester verzocht Hippo met klem in de overgangsperiode geluidoverlast voor omwonenden te voor komen en wees bestuur en leiding van Hippo op hun verantwoordelijkheid in dezen (risico's i.v.m. bestemmingsplanprocedure). Ook in de loop van 1979 zijn er klachten geweest over geluidoverlast van Hippo, doch

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 480