Wijzigen Bezoldigingsverordening 1960.
Bijlage nr.319 Leeuwarden, 21 augustus 1980
Aan de Gemeenteraad.
Blijkens een circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken is het mi
nimumloon voor 23-jarigen en ouder met ingang van 1 juli 1980 verhoogd van
1826,50 tot 1862,90 per maand. In verband hiermee zijn eveneens de minimum
jeugdlonen verhoogd.
Voorts heeft de Minister mededeling gedaan van de verhoging per 1 juli
1980 van de kortingsbedragen voor het verstrekte genot van inwoning e.d., dit
in verband met de algemene huurverhoging per genoemde datum en, ter aanpassing
aan de prijsstijgingen, van de kortingsbedragen voor verwarming, elektriciteit,
water enz. voor ambtenaren die een dienstwoning bewonen.
Tenslotte heeft genoemde Minister ons mededeling gedaan van zijn voornemen
te bevorderen dat artikel 21a van het Bezoldigingsbesluit Burgelijke Rijksamb
tenaren 1948 redactioneel wordt gewijzigd, met verzoek het desbetreffende ar
tikel in de gemeentelijke bezoldigingsregeling op overeenkomstige wijze te
doen aanpassen.
Artikel 17a van de Bezoldigingsverordening 1960 komt overeen met eerderge
noemd artikel 21a.
Krachtens bepaling in de Algemene burgerlijke pensioenwet moet elk over
heidsorgaan voor de ambtenaar in de zin van die wet, die premieplichtig is in
gevolge de AOW/AWW, de verschuldigde premie voor hem voldoen.
De ambtenaar, die geen ambtenaar is in de zin van genoemde wet (bijv.
iemand met een inkomen beneden het in deze wet genoemde grensbedrag), moet ge
durende de tijd, dat hij terzake van zijn bezoldiging premieplichtig is inge
volge de AOW/AWW, zelf zijn AOW/AWW-premie betalen. Hem wordt echter ingevolge
artikel 17a van de Bezoldigingsverordening 1960 een toelage verleend van 7,1%
van zijn salaris, met een maximum van 274,53.
Inmiddels is tot stand gekomen een uitvoeringsbesluit beperking meervoudige
overneming premie AOW/AWW (man en vrouw beide in overheidsdienst, waardoor de
maximaal door de overheid te betalen AOW/AWW-premie zou kunnen worden over
schreden). Artikel 3 van dat uitvoeringsbesluit bepaalt dat, indien een
ambtenaar nalaat de benodigde gegevens te verstrekken (over eventuele werk
zaamheden van zijn of haar echtgenoot in een overheidsbetrekking)zijn over
heidswerkgever de bepalingen betreffende premie-overneming (c.q. premiever
goeding) buiten toepassing moet laten zolang hij de gevraagde inlichtingen niet
heeft verstrekt.
Indien de huidige redactie van artikel 17a zou worden gehandhaafd (het
artikel geeft nl. niet expliciet aan dat de toelage slechts kan worden toege
kend aan de ambtenaar die geen ambtenaar is in de zin van de Algemene burger-
ijke pensioenwet) zou het beoogde effect van eerdergenoemd artikel 3 (nl. dat
de ambtenaar zelf de premielast moet dragen zolang hij in gebreke blijft de
gevraagde inlichtingen te verstrekken) grotendeels teniet worden gedaan.