Stadsverwarming Bijlage nr. 359 Leeuwarden, 11 september 1980. Aan de Gemeenteraad. In Uw vergadering van 28 januari 1980 ging U er mee akkoord, dat het voor gelegde plan voor de aanleg van stadsverwarming in ondermeer Camminghaburen nader werd uitgewerkt. Enkele punten die daarbij aan de orde kwamen betroffen de haalbaar heid van het woningbouwprogramma, waaraan een grote prioriteit werd toegekend, een voldoende vuilaanbod en het verkrijgen van een rijksbijdrage. Wij kunnen U in dit verband het volgende mededelen. Overigens verwijzen wij U voor de algemene omschrijving van het stadsverwarmingsproject naar ons voorstel van 17 januari 1980 (bijlage no. 43). I. Relatie met de woningbouw in Camminghaburen. In ons voorstel van 17 januari 1980, merkten wij op, dat vermoedelijk niet meer dan 3.000 woningen in Camminghaburen op stadsverwarming kunnen worden aangeslo ten, terwijl de berekeningen in het U toegezonden rapport van de K.E.M.A. zijn ge baseerd op 3.670 nieuw te bouwen woningen in die wijk. Bij nader onderzoek is gebleken, dat het in principe mogelijk is een aantal woningen van ca. 3.460 binnen het plangebied Camminghaburen in de stadsverwarming te betrekken. Daarvoor is nodig, dat de eenheden VI en VII in Camminghaburen, (ca. 660 woningen) waar de bouw van de eerste woningen omstreeks het einde van dit jaar kan beginnen, op het stadsverwarmingsnet worden aangesloten. Zonder aansluiting van deze "deel- plannen" kunnen slechts 2.800 woningen in Camminghaburen worden aangesloten. Teneinde vertraging in de uitvoering van het woningbouwprogramma te voorkomen was het noodzakelijk, dat de technische detaillering van de stadsverwarming-ten behoe ve van de deelplannen VI en VII ter hand werd genomen. Een ingenieursbureau werkt momenteel aan deze detaillering. Indien U thans besluit tot stadsverwarming kan derhalve stadsverwarming ook in de deelplannen VI en VII worden opgenomen. Het be trekken van de 660 woningen in de deelplannen VI en VII verbetert de rentabiliteit van het stadsverwarmingsprogramma aanzienlijk. Technisch gezien zal het geen probleem geven de voorzieningen voor het gehele stadsverwarmingsgebied tijdig tot stand te brengen. De warmtelevering zal tijdelijk plaatsvinden door middel van mobiele warmteproductie-eenheden tot het ogenblik waarop de levering door een permanent ketelhuis in de wijk wordt overgenomen. In de volgende fase wordt warmtelevering overgenomen door de installatie bij de vuilver branding. In het woningbouwprogramma zal derhalve geen vertraging behoeven te ontstaan tengevolge van de aanleg van stadsverwarming. Tot slot merken wij in dit kader op dat het tot dusverre in de bedoeling lag de hulp verwarmingsketel in Camminghaburen grotendeels op olie te stoken. Gegeven het feit, dat deze installatie in een woonwijk komt te liggen - en het bovendien van toenemend belang lijkt te worden om het olieverbruik te verminderen - zijn wij van oordeel, dat er naar moet worden gestreefd deze ketel op gas te stoken. II. Vuilaanbod. De huidige vuilverbrandingsinstallatie bestaat uit twee oven-eenheden. Het gebouw is berekend op de plaatsing van een derde oven. Het rapport van de K.E.M.A. gaat uit van drie verbrandingsovens, waarbij eerst de derde oven zal worden ge bouwd (geschikt voor stadsverwarming), waarna achtereenvolgens de twee bestaande ovens voor stadsverwarming zullen worden omgebouwd. Tot het tijdstip waarop alle drie ovens voor verwarmingsdoeleinden gereed zijn (omstreeks 1985) zal de verbran dingsinstallatie derhalve met twee ovens werken. Daarna moet er voldoende vuilaan- voer zijn om ook de derde oven in werking te kunnen stellen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1980 | | pagina 142