- 2 -
dat een verdere bebouwing naar haar mening de belangen van derden
niet zal schaden;
dat verplaatsing naar een industrieterrein het dienstverlenende
karakter van dit bedrijf in ernstige mate zal belemmeren;
dat voorts naar haar mening niet alleen stedebouwkundige argumenten
en volkshuisvestingsbelangen in de beoordeling moeten prevaleren, doch
dat ook het werkgelegenheidsaspect een factor van betekenis is;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 48, eerste lid,
onder a van de Woningwet een bouwvergunning moet worden geweigerd, indien
het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, niet zou voldoen aan de
Bouwverordening
dat het bouwplan strekt tot het vergroten van een werkplaats op
bovenvermeld perceel;
dat het ingevolge artikel 46 van de Bouwverordening verboden is te
bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn;
dat de geprojecteerde uitbreiding geheel is gelegen achter de
ter plaatse geldende achtergevelrooilijn welke ingevolge artikel 45
van de Bouwverordening in dit geval ligt op 15 meter achter de voorgevel
rooilijn;
dat artikel 48 van de Bouwverordening - voor zover hier van belang -
de mogelijkheid biedt van vorenvermeld verbod vrijstelling te verlenen
ten behoeve van aanbouwen mits deze geen grotere hoogte dan 4.50 meter
boven de gemiddelde hoogte van het terrein bij voltooiing van de bouw
zullen verkrijgen;
dat de overwegingen welke tot het verlenen van vrijstelling of
tot het weigeren daarvan kunnen leiden, dienen te worden gerelateerd
aan het belang van de belanghebbende enerzijds en aan het belang dat met
de handhaving van het betrokken voorschrift waarvan vrijstelling kan worden
verleend, wordt gediend anderzijds;
dat artikel 46 van de Bouwverordening onder anderen beoogt de volks
huisvestingsbelangen te beschermen;
dat het perceel waarop de uitbreiding zou plaatsvinden is gelegen in
een specifiek woongebied;
dat uit de overgelegde bouwtekening blijkt, dat het bij het bestaande
gebouw behorende achtererf nagenoeg geheel zal worden volgebouwd;
dat hij van mening is, dat een zo verregaande bebouwing van het
achtererf het woonmilieu ter plaatse in negatieve zin zal beïnvloeden
en mitsdien afbreuk zal doen aan de te beschermen volkshuisvestings
belangen;
dat hij dan ook van oordeel is, dat bij afweging van de relevante
belangen de bescherming van de volkshuisvestingsbelangen in dit geval
dient te prevaleren boven de belangen welke aanvrager om vergunning voor
ogen staan;
dat aan het vorenstaande niet afdoet dat de huidige bebouwing reeds
deels de achtergevelrooilijn overschrijdt;
dat Burgemeester en Wethouders de gevraagde vergunning dan ook
terecht hebben geweigerd, zodat het bestreden besluit dient te worden
gehandhaafd;
gezien het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften
ingevolge de Bouwverordening van 2 oktober 1980 (bijlage no. 386);
gelet op de Woningwet;
- 3 -
BESLUIT:
het beroep ongegrond te verklaren.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van
Voorzitter.
Secretaris.