Het resultaat hiervan heeft echter geen concrete gegevens opgeleverd, die het
noodzakelijk maken in het ontwerp-bestemmingsplan rekening te houden met nieu
we detailhandelsactiviteiten c.q. -vestigingen.
Wij zijn van mening, dat voldaan is aan het vereiste tot het doen van een
distributie-planologisch onderzoek, ais bedoeld in artikel 7, lid 3 van het
Besluit op de Ruimtelijke Ordening en achten deze bezwaren van reclamanten dan
ook ongegrond.
I. Bezwaren tegen de verminderde bereikbaarheid van de in dit gebied gevestigde
bedrijven, alsmede tegen het buiten het plangebied laten van de Groninger-
straatweg.
Dezelfde reclamanten als genoemd onder H maken bezwaar tegen het tot
woonstraat bestemmen van zowel het zuidelijk gedeelte van de Willem Sprenger-
straat als van het gebied ten zuiden van de Woudstraat, alsmede tegen de her
structurering van de Hoekstersingei. Zij zijn van mening, dat de bereikbaar
heid van de in het plangebied gevestigde bedrijven ais gevolg hiervan ernstig
zal worden aangetast. Zij verwachten, dat dit voor hun bedrijven tot een
scherpe omzetdaling zal leiden. De schade welke hierdoor ontstaat behoort naar
hun mening redelijkerwijze niet te hunnen laste te komen. Zij verzoeken de
straatprofielen zodanig te structureren, dat de bereikbaarheid voor autover
keer vanaf de Groningerstraatweg van het zuidelijk gedeelte van de wijk zowel
vanuit noord-oostelijke als zuid-westelijke richting direkt mogelijk blijft.
Reclamanten zijn voorts van mening, dat de Groningerstraatweg een wezen
lijk onderdeel uitmaakt van het plangebied omdat herstructurering van het
profiel van deze weg rechtstreeks van invloed is op het onderhavige plange
bied.
Zij verzoeken dan ook de Groningerstraatweg met de zuid-oostelijk hieraan
grenzende bebouwing in het plan op te nemen.
Deze bezwaren worden ondersteund door een van 29 februari 1980 daterende
brief van het Koninklijk Nederlands Ondernemersverbond. Deze brief ligt voor
U bij de stukken ter inzage.
Deze brief bevat onder meer een aantal kanttekeningen bij het ontwerp-bestem
mingsplan Oldegalileën. Aan het KNOV hebt U op 21 april 1980 toegezegd, dat
de opmerkingen over het ontwerp-bestemmingsplan bij de behandeling van dit
plan zouden worden betrokken.
Ten aanzien van deze bezwaren merken wij het volgende op.
In het kader van de vaststelling van het verkeersstructuur- en uitwer
kingsplan hebt U op 29 en 30 mei 1978 besloten, dat de ontsluiting voor auto
verkeer van de wijk Oldegalileën zal plaatsvinden via de Goudenregenstraat
en bij de behandeling van het rapport over blok Rood op 27 november 1978 hebt
U besloten tot een beperkte ontsluiting waardoor verkeer vanaf de Lindebuurt
naar de binnenstad mogelijk wordt gemaakt en aan het verkeer vanaf de Gronin
gerstraatweg gelegenheid wordt geboden rechtsaf de Hoekstersingei in te
rijden.
Een zodanige herstructurering van de profielen van bedoelde straten,
dat een goede doorrijdbaarheid zowel vanuit noord-oostelijke als zuid
westelijke richting direct mogelijk is, zou leiden tot een
onverantwoorde toename van het verkeer in de wijk, waardoor de ver
keersluwheid van het gebied zou worden aangetast en afbreuk zou worden
gedaan aan de woonfunctie van dit gebied. Bovendien zou hierdoor het
kruispunt Groningerstraatweg-Bleeklaan een te geringe capaciteit
verkrijgen.
Tenslotte wijzen wij U erop, dat artikel 4-9 van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening voldoende zekerheid biedt dat eventuele schade welke
voor reclamanten tengevolge van dit bestemmingsplan mocht ontstaan
en welke redelijkerwijs niet of niet geheel te hunnen laste behoort te
blijven, naar billijkheid wordt vergoed.
De plannen voor een mogelijke herprofilering van de Groningerstraat
weg verkeren niet in een zodanig stadium, dat opname van deze weg in het
ontwerp-pxan mogelijk is. Vast staat wel, dat de Groningerstraatweg
een belangrijke functie als hoofdtoevoerweg uit het oosten naar het
stadscentrum zal behouden. Een toekomstig wegprofiel zal echter niet
van invloed zijn op het uitgangspunt, dat doorgaand verkeer in het
gebied Oldegalileën zoveel mogelijk moet worden geweerd.
Op grond van het vorenstaande zijn wij van mening, dat de bezwaren
van reclamanten ongegrond zijn.
Wijzigingen in het ontwerp-plan
Naar aanleiding van vorenbehandelde bezwaren moet de plankaart
worden aangepast zoals in het ontwerp-besluit nader is aangegeven.
Voorts dient de plankaart t.a.v. een geprojecteerd "achterom" ten
zuiden van het pand Violenstraat 2 te worden aangepast. Bij dit
pand is namelijk inmiddels een bijkeuken/berging gebouwd, waardoor de
aanleg van dit pad niet meer mogelijk is. Dit geprojecteerde pad
is echter niet van zodanig belang, dat ten behoeve hiervan gestreefd
zou moeten worden naar afbraak van deze aanbouw. Deze strook grond
dient naar onze mening dan ook te worden bestemd tot erf bij eengezins
huizen waarop bijgebouwen zijn toegestaan.
Tenslotte is het noodzakelijk, dat lid 2 van artikel 21 in de
planvoorschriften vervalt omdat de hierin opgenomen vrijstellingsbevoegd
heid voor de aanleg van parkeerplaatsen in een groenstrook, juridisch
gezien niet juist is en vervangen dient te worden door een gebruiks-
bepaling (lid c)
- 8 -
- 9 -