-2-
b. Stoffen met een dempende werking (psycholeptica)
Beoogde effecten: ontspanning, verhoogd welbevinden, verdwijnen
van onlust- en angstgevoelens, verbetering van het sociaal
contact, optreden van fantasieën en dagdromen.
Mogelijke niet-beoogde effecten: verminderde activiteit, licha
melijke verschijnselen vooral met betrekking tot ademhaling en
bloedsomloop.
b.1Alcohol
herkomst: meestal uit natuurprodukten.
wijze van gebruik: per os.
psychische afhankelijkheid: ja.
lichamelijke afhankelijkheid: ja.
gewenning: ja.
b.2. Opiaten (opium, morphine, heroïne etc.).
herkomst: uit natuurprodukten, sommige synthetisch,
wijze van toediening: per os, per injectie, roken,
psychische afhankelijkheid: ja.
lichamelijke afhankelijkheid: ja.
gewenning: ja.
b.3. Barbituraten en stoffen met aanverwante werking, (slaap
middelen, zenuwtabletten).
herkomst: synthetisch.
wijze van toediening: als regel per os.
psychische afhankelijkheid: ja.
lichamelijke afhankelijkheid: ja.
gewenning: ja.
Opmerking: deze middelen worden vaak gebruikt in combinatie
met andere middelen zoals amphetaminen en alcohol, hetgeen
een vergrote kans op ernstige complicaties geeft.
c. Stoffen met een complexe werking (psychodysleptica)
Beoogde effecten: deze zijn sterk afhankelijk van de z.g. "set"
en "setting".
Veranderingen in stemming, denken en waarneming; belevingen op het
gebied van de lichamelijkheid en psychische persoonlijkheid
transcedente en aestetische bevelingen.
Mogelijke niet-beoogde effecten: desoriëntatie; paniek- en angst
reacties, waarbij de beoogde effecten uitblijven. Psychotisering
en onaangename lichamelijke reacties.
c.1. L.S.D. en andere z.g. hallucinogenen.
herkomst: zowel uit natuurprodukten als synthetisch,
wijze van toediening: per os.
psychische afhankelijkheid: ja.
lichamelijke afhankelijkheid: neen.
gewenning: ja.
c.2. Cannabis (hasjies, marihuana),
herkomst: uit natuurprodukten.
wijze van gebruik: als regel roken,
psychische afhankelijkheid: ja.
lichamelijke afhankelijkheid: neen.
gewenning: dubieus.
Zoals uit het bovenstaande overzicht blijkt, worden tegenwoordig
begrippen als "verslavend" en "verdovend" vrijwel niet meer gebruikt.
Ze zijn sterk normatief en dekken de lading niet.
-3-
Het begrip drugs verwijst dan ook niet naar de farmacologische as
pecten van het middel, maar naar een waardeoordeel, dat vanuit de
samenleving over het gedrag van anderen (de gebruikers) wordt geveld.
Gangbaar is deze omschrijving van drugs: drugs zijn drugs, omdat de
maatschappij ze zo bestempelt. Kenmerkend is in ieder geval, dat ze
niet geaccepteerd worden binnen het heersend cultuurpatroon.
Ging het wat betreft de drugsproblematiek in de zestiger jaren voor
al om hasjies en marihuana, nu is het drugsprobleem primair een
heroïneprobleem.
Over de oorsprong van het heroïneprobleem in Nederland bestaan
diverse lezingen. Duidelijk is in ieder geval, dat het gebruik de
laatste tien jaar sterk is gestegen, dat de prijzen drastisch zijn
verhoogd en dat, nauw hiermee samenhangend, bepaalde vormen van
criminaliteit aanzienlijk zijn toegenomen.
Onder een problematische drugsgebruiker verstaan wij in deze nota:
iemand wiens gedrag en bestaan geheel of grotendeels draait om drugs
gebruik en er dus door wordt bepaald.
Drugsgebruik is bij de gebruiker een dominante handeling geworden,
waaraan alle overige dagelijkse handelingen in principe ondergeschikt
worden gemaakt.
Onvermogen om van de middelen af te blijven - de afhankelijkheid
ervan - vormt een overheersend kenmerk.
Beschikbare gegevens wijzen uit, dat problematisch drugsgebruik voor
al toeneemt binnen zogenaamde kwetsbare groepen. Dat wil zeggen
jongeren uit zwak sociaal-economische milieus met een geringe oplei
ding, etnische minderheden, enzovoort.
In een rapport van het Instituut voor Sociaal Wetenschappelijk Onder
zoek van de Katholieke Hogeschool te Tilburg, genaamd "Sociale en
psychische achtergronden van het problematisch drugsgebruik" worden
de sociale factoren, die tot drugsgebruik leiden onderscheiden in
twee niveau's:
1het niveau van het individu en relatie tot zijn direkte leefom
geving;
2. het niveau van het individu in relatie met de bredere sociale
context
ad. 1Op dit niveau kunnen de volgende groepen jongeren als kwets
baar worden onderscheiden:
- jongeren met een kinderbeschermingsverleden;
- jongeren uit gebroken gezinnen;
- jongeren, die uit een te_ beschermd milieu komen;
- jongeren, die op een leeftijd van 15 a 17 jaar als gevolg
van relatiestoornissen met de ouders het ouderlijk milieu
de rug toegekeerd hebben;
- jongeren, die door htm ouders om één of andere reden
(vroegtijdige zwangerschap, homosexuele geaardheid e.d.)
verstoten zijn.
Gemeenschappelijk is het gemis van een stabiele opvoedings
situatie, een gebrek aan voldoende liefde van ouders of op
voeders en ruimte voor eigen ontplooiing.
ad. 2. Er is onderscheid te maken tussen sociaal-structurele factoren
(d.w.z. omstandigheden die te maken hebben met het netwerk
van sociale betrekkingen en sociale verhouding) en sociaal-
kulturele omstandigheden (d.w.z. omstandigheden, die te maken
hebben met het waarden- en normenpatroon van de samenleving)
a. sociaal-structurele factoren zijn b.v.:
- scholings- en kennisachterstand;
- ongunstige woon- en leefomstandigheden;
- ongunstige arbeidsomstandigheden en werkeloosheid;
- eventuele behoren tot zgn. culturele minderheden.